De twee Friese kabouters en de Elfstedentocht


De Haakster had mij veel verhalen te vertellen. Ik herinner me nog die avond in de tijd van Yule dat zij het verhaal vertelde van de twee kabouters, Auke en Gustaf. Auke was een oudere en wijze kabouter, hij wist veel van Hekserij. Gustaf was een jonge kabouter, een prins die over vele jaren zijn vader, de koning zou opvolgen. Maar eerst zou Gustaf een vrouw moeten vinden. Het kabouterrijk was groot, wel zo groot als Friesland en vindt dan maar eens de juiste vrouw. Het fijne zou zijn als de vrouw met geld kon omgaan en verstand had van sieraden. En Gustaf vond het ook belangrijk dat zij lekker kon koken. Hij kon zich nog de lekkere maaltijden herinneren die zijn moeder klaar maakte. Maar is daar niet de kok voor? Nou zijn moeder, de koningin bereidde 2 keer per week een maaltijd als ze met zijn vieren waren. De koning, koningin, Gustaf en Auke, de wijze kabouter. Samen aten zij een heerlijke maaltijd en spraken over wat er in het Friese kabouterrijk gebeurde. Meestal had Auke goed advies. Knap die boerderij op en maak die terp wat hoger. Ja, het waren goede adviezen. De Friese kabouters voeren er wel bij en waren dankbaar dat de Koning het rijk regeerde.


Het was op een avond dat de Koning Auke opzocht in zijn vertrekken. De Koning had een plan
bedacht dat hij graag aan Auke wilde voorleggen. Stel Auke zou een tocht maken met Gustaf door het hele rijk dan zou Gustaf vast een vrouw vinden die hem beviel. Een bal organiseren zoals in het sprookje Assepoester, zou de jonge kaboutervrouwen wel bevallen maar dan zou het meer gaan om hoe rijk iemand is en wie de mooiste vrouw is dan om de vrouw die het lekkerste kon koken. Nee, nee, geen bal maar een tocht langs de elf steden van het Friese Kabouterrijk. De Koning stelde voor dat zij de Eerst dag van Yule zouden vertrekken uit Leeuwarden. Auke vond het een goed idee. Om het nog een beter idee te maken, stelde hij voor om een chakra-eitjestocht van te maken. Gustaf en hij zouden twee chakra-eitjes ophalen. De een in Dokkum en de ander in Stavoren. Gustaf en de andere kabouter-burgers zouden dan niet in de gaten hebben dat het om een zoektocht voor een vrouw ging. Als de koningin en haar hofdames nou andere kleren voor Gustaf en Auke haakten dan zou niemand weten dat het om een koninklijke afvaardiging ging.


Auke ging naar Gustaf toe. Hij vertelde dat hij voor zijn werk twee chakra-eitjes nodig had. Eentje kon hij halen in Dokkum en de ander in Stavoren. Ook vertelde Auke dat de reis incognito gebeurde en dat ze daarom andere kleding droegen. De tocht zou over ijs gaan. Er konden sneeuwstormen onderweg zijn terwijl er rustige dagen konden zijn met mist. Het belangrijkste was wel dat zij warme kleding droegen. Gustaf vond het een goed idee. Het leek hem wel een avontuur. De feesten en partijen die er altijd in deze tijd van het jaar waren, ach na 4 gebraden kippetjes smaakte iedere kip hetzelfde. En een gebraden kalkoen was er dit jaar niet. De kok had het hok open laten staan en de dikke, vette, kalkoen was ontsnapt. De maaltijd bestond uit op eiken gerookte zalm. Gustaf bedacht dat ze onderweg wel zelf vis konden vangen. En zo'n lekker verse visje was niet te versmaden. En dus zei hij "Ja" tegen Auke. Ze hadden nog een paar dagen om allerlei spullen in te pakken voor de reis.

 

                                                                                                                                       *1*


De koning en koningin verontschuldigen de afwezigheid van de prins. Heel besmettelijk maar de prins Gustaf had de bof gekregen. Hij lag met 40 graden koorts in bed. En alleen de bediendes die al de bof hadden gehad mochten bij hem. Ja heel verveeld, Dat dat juist nu in op de tijdstip moest gebeuren met al die feesten en banketten. Erg jammer, inderdaad. Bedankt voor de beterschapswensen maar als u het niet erg vindt, er zijn nog andere gasten. De koning en koningin wisten wel beter. Zij hadden die ochtend vroeg Gustaf en Auke uitgezwaaid. Ze hadden de twee kabouters nagekeken totdat ze nog maar een stipje aan de horizon waren. Gustaf had zich nog een keer omgedraaid en gezwaaid. Gustaf en Auke waren aan hun tocht begonnen.


Er was schemering toen ze hun eerste stop hielden. Als eerste maakten ze hun stormlantaarns uit. Er waren nu nog geen mensen te zien. Maar die zouden weldra opstaan. De koeien moesten worden gemolken en de eieren geraapt. De mensen hadden minder te doen en dus hadden ze meer aandacht voor kabouters. Kabouters komen alleen te voorschijn in de vroege schemering in de ochtend en in de late schemering het 's avonds. Overdags doen ze veel klusjes binnenshuis. En als ze een feestje hebben dan is die meestal het 's nachts ver van de mensen vandaan zodat de mensen de blokfluit en de trom niet horen.


Ze waren gestopt vlakbij een boerderij. De hooimijt lag al klaar op hun te wachten. De mand die ze bij zich hadden om de chakra-eitjes in te doen verstopten ze in het hooi vlakbij een paal. Na een paar sneden kanstanjebrood gingen ze slapen. Het was een mooie winterse dag. Het zonnetje scheen en al snel vielen zij in slaap. In de avondschemering gingen ze weer verder maar eerst lekker slapen.


's Middags rond een uur of vier werden zij wakker. Auke en Gustaf wilden dennenappeltjesthee
zetten. Vanuit de hooimijt zagen zij een pomp met een emmer water. De boerin had de emmer
vergeten toen ze lawaai hoorde bij de kippen. Vlug pakten de kabouters wat water. En ze vulden hun veldflessen ook maar meteen. Wie weet wanneer ze water zouden krijgen. Na de thee en kanstanjebrood ging de reis weer verder. Ze lieten een verbaasde boerin achter die toch dacht dat de emmer toch voller was.


Auke en Gustaf konden goed schaatsen en met de mand achter hun gebonden gingen ze snel
vooruit. Hun blik was op het ijs gericht. Ondanks de mand waren ze licht en het ijs kon hun dragen maar hier en daar was een wak waar ze keurig om heen konden schaatsen.

 

                                                                                                                                             *2*

 

Alhoewel het overdags al vroor, was het ijs nog niet helemaal dicht. Maar zoals gezegd ze moesten goed opletten en dan ging het best. Soms keek Gustaf opzij en hij zag het landschap aan zich voorbij trekken. Het bevroren gras had een wit laagje. De bomen waren bijna kaal en hun takken hadden nog maar weinig bladeren. De takken leken wel vele armen die omhoog staken. In de weilanden stond nog maar weinig vee. Immers de boerderijdieren stonden op stal. Hij moest er ook niet aan denken dat er nu nog koeien of paarden buiten stonden. Ook de geiten hadden de stal opgezocht. In ieder geval voor deze nacht.

Het begon echt donker te worden. Het werd tijd om een slaapplaats te zoeken. Gustaf voelde zijn benen moe worden van het schaatsen. Nog even, vertelde Auke, daar bij die twee eiken wonen kabouters. Daar is het goed overnachten. Maar het was nog een end naar die twee eiken. Die twee bomen waren totaal in elkaar vergroeid. Vroeger toen de eiken nog kleine boompjes waren hebben de kabouters die twee eiken om elkaar gedraaid. Dit als een geheim teken dat hier kabouters wonen. Nu de bomen groot en oud zijn, zijn ze een duidelijk teken in het landschap. "Denk erom Auke dat je me geen hoogheid noemt. Ik ben gewoon Gustaf, zoon van de kok".

 

Nog even en dan waren ze bij de twee om elkaar gegroeide eiken. Maar wat even duurde, leek wel een eeuwigheid. De benen van Gustav waren moe. De spieren begonnen lichtjes pijn te doen. Iedere meter leek wel voorbij te kruipen. Auke maakte een stopteken. Hij zei dat ze de twee stormlantaarns aan moesten steken. Ze konden dan beter zien en de Eiken-kabouters konden zo zien dat ze eraan kwamen. Misschien kwamen ze Auke en Gustav wel tegemoet met hun sleden. En wat Auke verwachtte gebeurde ook. Hij zag de lantaarn van de kabouters al heen en weer bewegen. Weer maakte Auke een stopteken. Het interesseerde Gustaf geen barst meer. Hij liet zich languit in het gras vallen. Een half uurtje later waren twee Eiken-kabouters bij het tweetal en ze hadden een grote slee bij zich. Op de slee was een groot zeil bevestigd. Gustaf en Auke namen plaats op de slee.

 

De mand werd opgeladen en daar gingen ze met zijn vieren. Door de zachte wind werden ze vooruit geblazen. Razendsnel gingen ze vooruit. Echt binnen een half uurtje waren ze bij de Twee Eiken. Gustaf en Auke kregen de goede raad om in de herberg te logeren. Eerst eten en dan in bad. En dan onder de lakens. In de herberg brandde een groot vuur. Oh, wat was het hier heerlijk warm. Auke regelde twee kamers voor ze. Daar kwam al kastanjebrood met koud vlees. Terwijl ze hiervan aten, werd er een maal bereid met erwten en spek. Niets past beter in een hongerige maag dan een bord snert.

 

                                                                                                                                                *3*


Ondertussen liet de dochter van de herbergier de baden vol lopen. In twee washandjes stopte ze wat sparrennaalden tegen de pijnlijke spieren. Ook liet ze wat massage-olie achter om de spieren te verwarmen terwijl Auke en Gustaf zich de snert lieten smaken. Ze dronken er wat bier bij wat hun slaperig maakte. Een beetje slaperig gingen ze in bad. De geur van de sparrennaalden friste hun op en de spieren hadden baat bij het warme genezende bad. Na het bad lagen er warme handdoeken klaar om zich af te drogen. Toen ze weer droog waren, lager er warme nachthemden op hun bed. Snel kleden ze zich om. En kropen in bed. Toen kwam de grootste verrassing van de dag. Heerlijk een bed van donsveren. Echt zelfs de koning zou vannacht niet beter slapen. Al gauw vertrokken onze kabouters naar Dromenland. Vanavond werd weinig gepraat maar morgen was er tijd om bij te praten.


Fris als een hoentje stonden Auke en Gustaf weer op. Er was verse koffie aan het ontbijt. Verder aten spek met eieren. Ook de twee kabouters waren er weer van gisteravond. Ook zij aten mee. Goedemorgen begroeten zij de twee gasten. "Lekker geslapen". Ja, best. Moeten jullie nog ontbijten?, vroeg Auke. "Eet maar gezellig mee". Ik ben Tom en dit is Hans, stelden de twee kabouters zich voor. Hans was de jongste kabouter van hun vieren maar hij had een geweldig idee. Als zij vandaag een nieuwe en grotere slee met zeil maakten dan konden ze veel makkelijker de tocht afleggen dan als ze zouden schaatsen. Het vriesweer hield nog dagen aan. Het ijs zou alleen maar beter worden. Alleen ze zouden vandaag niet meer verder kunnen maar die verloren tijd werd dubbel en dwars terugverdiend door verder te reizen met de slee.

 

En zo gebeurde het dat ze de hele dag druk aan de weer waren met een nieuwe slee. Nou ja, het was geen echte nieuwe slee. Van de sleeën die kapot waren, maakten ze een nieuwe slee met zeil. Door het zeil omhoog te klappen vingen ze veel wind en door het zeil omlaag te klappen, ging de slee langzamer vooruit of bleef op een bepaalde plek stil staan. De hele dag timmerden ze en lasten een nieuwe slee in elkaar. Al snel werd het avond en werd het tijd voor avondeten. Tom en Hans aten mee. Waarom zij die tocht maakten? Auke vertelde dat hij een Wijze Kabouter was dat wil zeggen dat hij een kabouter was die erg veel van de hekserij afwist. Tom haalde uit een van zijn jaszakken een buideltje stenen. Op de stenen stonden vreemde tekens. Er verscheen een glimlach op het gezicht van Auke. Die stenen waren bedekt met runentekens. Hij vroeg om een leeg schrift.

 

                                                                                                                                              *4*

 

Daarin begon hij te schrijven. Een voor een legde hij de tekens uit. Gustaf kende de tekens wel maar door de uitleg van Auke, leerde hij ook de tekens te begrijpen. De dochter van de herbergier schonk hun nog eens een biertje in. Auke husselde de runen door elkaar. En welke teken is dit?" vroeg hij in het in het rond. Dat is Ansuz, zei de jonge vrouw. Ansuz is goed, antwoordde Auke, Maar hoe weet je dat? Ach op stille dagen lees ik graag een boek. Laat ik beginnen met te vragen, hoe heet je, mijn kind? Ik heet Jinte, antwoorddde ze. En kijk dit is het boek wat ik graag lees in de stille uren. Een heks uit Appelscha heeft me dit gestuurd. Helemaal verkleumd en nat kwam ze hier aan. We hebben haar verzorgd en haar weer naar Franeker gebracht. Misschien kunnen jullie bij haar overnachten. Ik zal een postduif sturen. Als jullie terugkomen van Dokkum dan heb ik vast antwoord.

 

Dankbaar namen Auke en Gustaf de uitnodiging aan. Tersluiks keek Gustaf naar Jinte. Zij was een lieve vrouw, ze kon goed met geld omgaan. En zij wist wat werken betekende. Een vrouw zonder opsmuk maar die wel goud op haar waarde kon schatten. Jinte vond het jammer dat ze de chakra-eitjes in het echt niet zou zien. Maar wie weet komt er een dag dat ......
Het was weer bedtijd. Morgen ging hun tocht eerst naar Dokkum en dan weer terug naar Franeker.

 

De volgende dag waren ze al vroeg uit de veren. Weer stond er weer een verrukkelijk ontbijt voorhen klaar. Toen ze naar buiten liepen, was het nog net donker. De schemering zou snel in vallen. Volgoede moed werd hun slee ingeladen. Ze lieten 10 goudstukken achter voor de herbergier en zijn dochter Jinte. Ook voor Tom en Hans lieten zij 10 goudstukken achter.

 

Uitgerust begonnen ze nu aan hun tocht naar Dokkum. Ze klapten de mast omhoog en maakten het zeil eraan vast en langzaam ging de slee met Auke en Gustaf steeds harder. Ze scheerden over het ijs. De wakken waren vannacht dichtgevroren en ook nu overdag vroor het. Maar zij zaten warm in de slee. Ze hadden de zijwanden en de achterwand wat opgehoogd zodat de wind geen vat op hen had. Kilometers vlogen aan hen voorbij. Maar ja, toen het eenmaal daglicht werd moesten ze stoppen. De grote mensen zouden hen nou kunnen zien en dat willen kabouters niet.


Auke en Gustaf stopten bij wat struiken. Goh dat was snel gegaan. Jinte had lekkere voedzame
koeken meegeven en wat koude kip. Het lekkere maaltje aten ze weg bij wat dennenappeltjesthee. De slee bedekten ze met wat takken. Een mens of kabouter zou de slee en haar reizigers niet ontdekken. Ze zochten wat stenen en takken. En daar hing de ketel weer. Lekkere warme sparrenthee dat zou hen goed doen. Ook was er nog een pot met lekkere snert. Jinte had ook nog warme dekens meegegeven. En zo in de slee slapen was toch beter dan op de grond. En terwijl Gustaf en Auke lagen te slapen, schaatsten de mensen langs hen heen en zij hadden niet in de gaten dat daar twee kabouters sliepen.

 

                                                                                                                                                *5*

 

Rond een uur of vier 's middags stonden zij op. Op de vaart begonnen de mensen langzaam aan naar huis te gaan. Het werd donker en van een dag buiten hadden de mensen honger gekregen. En dus gingen zij naar huis terwijl de kabouters net wakker werden. De koeken met snert werden smakelijk verorberd. En nog een restje dennenappeltjesthee. Hun buikje was gevuld en zo gingen zij verder. Het was al donker maar in de verte zagen zij de molen van Dokkum al. Op de vaart was niemand meer. En dus gingen ze door naar Dokkum. Vlak voor Dokkum was een boerderij en die had een losstaande geitenstal. Daar in de geitenstal zouden zij overnachten. Aukje keek bezorgd naar de lucht. De wolken pakten zich samen. Vannacht zou het gaan sneeuwen. Het ijs zou morgen moeilijker begaanbaar zijn maar dat zijn zorgen voor morgen.

 

In de geitenstal waren ze beschut tegen de sneeuw. Ze konden als ze voorzichtig waren een vuurtje stoken in een kuil die zij groeven. De kuil werd omringd met stenen zodat morgen voor in de slee lekker warme stenen hadden. Verheugd op een droge plek voor de nacht liepen zij naar de stal. Binnenin de stal was er geritsel van het hooi. De geiten waren hier niet meer die waren in de stal naast het grote huis. Voorzichtig tuurden ze door een kier in de deur. Gelukkig was het een gans. Aukje was erg goed in de Ganzentaal. Aukje ging dan ook als eerste naar binnen. Weer legde hij de tocht uit. Hoe ze het eerste chakra-eitje in Dokkum kwamen halen en dat ze nu onderdak voor de nacht zochten. Of de Gans het goed vond dat de kabouters vannacht hier bleven slapen. De gans vertelde dat hij zijn groep was kwijtgeraakt en dat hij nu in de geitenstal verbleef als beschutting tegen de sneeuw. Natuurlijk vond de Gans het goed dat zij bleven slapen. De kabouters bakten pannenkoeken en ook de gans smulde
mee.


In een hoek van de geitenstal vielen de kabouters in slaap. Buiten dwarrelden de sneeuwvlokjes op de grond. Af en toe waaide het maar het was een rustige wind. 's Ochtends vroeg werden de kabouters al wakker. De zon was nog niet op. Voorzichtig zonder de gans wakker te maken, aten zij wat pannenkoeken met spek. Zij dronken er wat water bij. Nu de ergste honger weg was, gingen zij weer terug naar hun slee. Zij haalden de takken weg en laadden de gebruikte spullen weer in de slee. Vandaag naar Dokkum.


Auke wist de weg naar een kabouter die chakra-eieren maakte. Een steen werd met gouddraad
omsponnen. Op een andere draad werden 7 kralen met chakra-kleuren geregen. Zo'n chakra-eitje wordt gebruikt bij meditatie of als geluks-brenger bij reizen. Door de bijbehorende klanken uit te spreken kun je een chakra losmaken.


Aukje keek goed in het rond. Ja, de eerste vaart rechts dan de volgende links en dan weer rechts en dat was de vaart van de kabouter. Vlug gingen zij met de slee ernaartoe. Juist op tijd, klopte ze bij de kabouter op de deur. Het was al licht en de eerste mensen verschenen al op de schaats op de vaart. Net op tijd waren zij binnen.

Zij waren precies op tijd voor koffie en koekjes. Natuurlijk konden ze hier blijven voor een
slaapplek en een bad. Gustaf en Auke werden naar een logeerkamer begeleid. Het vuur was nog niet ontstoken in de kamer zodat deze koud aanvoelde. Aukje ging toch naar de badkamer. Als hij daar klaar was dan had Gustaf het haardvuur in de logeerkamer ontstoken. Gustaf zorgde ook dat de houtskooltjes warm werden maar niet branden. De houtskooltjes konden dan in de beddepan om hun bed te verwarmen. Het slaapkamerraam werd iets opgezet om de vochtige lucht eruit te laten. Langzaam maar zeker werd de kamer warm. Na Auke ging Gustaf in bad. Het was toch lekker om een warme nachthemd aan te doen. Gelukkig was de kamer donker genoeg om te slapen. Slaperig van het warme bad vertrokken zij naar Dromenland.

 

                                                                                                                                             *6*

 

Zo rond een uur of drie in de middag werd Gustaf wakker. Het was rustig buiten, hoorde hij. De
mensen waren niet aan het schaatsen. Hij liep naar het raam en keek naar buiten. De witte vlokjes vielen op de bevroren vaart. Vanavond konden ze niet verder gaan. De sneeuwlaag was te hoog. Voor de mensen is een laagje van 4 centimeters niets. Maar voor een kleine kabouter komt die sneeuwlaag dan al tot de knieën. Dat werd vanavond hier blijven. Tabe, de kabouter van de chakraeitjes, kon heel goed vertellen over de dingen die hij wist. Aukje en Gustav vonden het heerlijk om naar hem te luisteren. De avond zou veel te snel om gaan en morgen keken ze wel weer verder.


Gustaf maakte Auke wakker en vertelde hem dat het sneeuwde en dat er voor hun begrippen al een flinke laag lag. Van beneden klonken allerlei geluiden en het rook heerlijk naar vissoep die Tabe aan het bereiden was. Gustaf en Auke wasten zich en wilden hun kleren aantrekken. Maar waar hun kleren? Tabe had hun broek, shirt en jas gewassen en die hingen nu in de bijkeuken te drogen. Morgen de vijfde dag zouden ze eindelijk schone kleren aankunnen. Ach, een dag door brengen in nachthemd was geen bezwaar. Ze moesten toch nergens heen en de koning kwam vast niet op bezoek. Stiekempjes genoot Gustaf van de ongedwongen sfeer. Thuis was er het protocol maar nu was hij een kabouter tussen de kabouters.

 

Goedemiddag, mannen, begroette Tabe hun. Lekker geslapen? Hebben jullie al buiten gekeken? Er ligt een behoorlijke sneeuwlaag. Morgenochtend kunnen jullie pas verder. Ik vind het niet erg als jullie nog een nachtje blijven. Ik heb alvast jullie kleren gewassen en die hangen nu te drogen in de bijkeuken. Kom laten we gaan eten dan praten we ondertussen verder. Auke en Gustaf waren hun vriend dankbaar. Gezamenlijk gingen ze aan tafel. Er was vissoep met volkoren koeken. De mannen hadden honger en lieten het eten goed smaken. Ze vertelden dat ze na Dokkum naar Franeker gingen. Daar konden ze logeren bij een heks als alles goed ging. Tabe kende die heks. Hij vertelde dat zij een huis had gemaakt van de 4 elementen. Gustaf kende de 4 elementen nog niet. Tabe legde uit dat de 4 elementen aarde, vuur, lucht en water waren. Het huis van de heks had een dak van aarde tegen de kou in de winter. Maar in de zomer hield het dak de zonnestralen tegen zodat het heerlijk koel bleef. In de bijkeuken had de heks een bron van water zodat ze altijd vers water had. In de woonkamer was in het midden een grote cirkel. In die cirkel brandde een vuur. Haar ketel hing aan een driepoot omdat het vuur altijd brandde zo was er altijd water voor een kop thee of koffie.


Boven het vuur was een rookgat in het dak gemaakt zodat de rook altijd naar buiten kon. Vaak
luchtte de heks het huis zodat er verse lucht naar binnen kon. Ook was haar het gebruik van wierook niet vreemd. Integendeel zij gebruikte wierook graag. Ook vertelde hij over de vele salieplanten die in de vensterbank stonden. Die planten zorgen dat het altijd lekker rook in huis. Tabe vond het jammer dat hij geen planten had. Hij had niet zo'n groene vingers. De mannen dronken nog een kop thee. Gustaf proefde dat het kamillethee was. Kamille is een lekkere kruid om te gaan slapen. Omdat de mannen weer vroeg op moesten, gingen ze dan ook vroeg slapen.

 

                                                                                                                                              *7*


De volgende dag waren Gustaf en Auke vroeg wakker. Voordat het chakra-ei in de kar werd
geladen, toonde Tabe het eitje aan Gustaf en Auke. Ja het zag er mooi uit. De gouddraad schitterde in het kaarslicht. Als ontbijt was er koffie en havermoutkoeken, de lekker smaakten. Om half zeven vertrokken ze. Auke was heel blij dat ze het ei hadden ingeladen. Tabe had het in doeken gewikkeld zo dat het ei de reis aankon. Gustaf genoot vooral van de gewassen kleren. Die roken nu zo lekker. Het vroor nog steeds door maar niet zo hard. Het was fris maar niet echt koud. De dekens van Jinte maakte Auke en Gustaf lekker warm. Het ijs was door de wind schoon geblazen. De mannen konden met grote vaart over het ijs gaan.


Bij het kruispunt waar ze rechtsaf moesten, zagen ze een lichtje dat heen en weer zwaaide. Een lichtje zo groot als een kabouter-lantaarn. Voorzichtig remden ze af. Daar was Tom, Hans en Jinte. Kom Auke en Gustaf, we gaan eerst eten, zei Tom. En Jinte voegde er aan toe, jullie kunnen bij de heks overnachten, is dat geen goed nieuws. "Wat een geluk dat we jullie treffen", zei Auke. We hoefde maar een klein stukje met onze slee. En we dachten dat jullie wel honger hadden. Ondanks het goede ontbijt van Tabe, waren ze nu toch al hongerig. Lekker gerookte ham met brood. Het smaakte voortreffelijk. Het was een lange tocht naar Franeker en met een gevulde maag was dat goed vol te houden. Het daglicht begon weer helder te worden. "Weten jullie dat het een lange tocht is naar Franeker, zei Tom. Er wonen maar weinig mensen langs die vaart. De kans dat jullie gezien worden is dus klein. En dan zijn er nog genoeg struiken om jullie te verstoppen. Je ziet een mens al van veraf". Auke en Gustaf keken elkaar aan en knikten. Het was inderdaad een lange tocht en er waren daar maar weinig mensen op het ijs. Het besluit stond vast, ze gingen door bij daglicht.

 

Zelfs op dit uur waren er nog geen mensen. Tom, Hans en Jinte wensten hun een prettige reis. En daar gingen zij de andere kant op. Auke en Gustaf vertrokken ook. Maar dit keer bij daglicht. Het uitzicht was mooi met al die besneeuwde struiken. En ook die rust, geen mens te zien. Zo schoten ze wel op met hun tocht. De contouren van Franeker werden al zichtbaar. De kerktoren stak hoog boven de huizen en boerderijen uit. Voordat ze de stad ingingen, hielden ze weer een stop. Eerst eten en de benen strekken.

Hoe zou het in Franeker zijn? Maar de dag was bijna ten einde. Voordat ze in Franeker waren, was het al donker. En als ze dan nog een uurtje door gingen dan waren ze bij de heks. Er was een zacht windje die de slee vooruit blies. Nog steeds waren ze niemand tegen gekomen. En dus reden ze door. Het was donker toen ze in Franeker aankwamen. Nog een uurtje in de slee. Toch hielden ze even halt totdat het echt donker was. De kans dat er nu nog iemand op het ijs was, was klein. Heel klein. De zon was onder. In het maanlicht gingen ze voort. Franeker waren ze voorbij. Toen maakten ze een klein lichtje aan. Zodat ze toch nog een beetje zagen.

 

                                                                                                                                                *8*

 

Plotseling was daar een silhouet van een mens. Ze zagen dat het een man was. Maar die man
lette niet op hen. Hij was veel te druk bezig om naar huis te gaan. Althans dat vermoeden Auke en Gustaf. De man had zijn blik meer op de stad gericht dan op het kleine voertuig op de bevroren vaart. En dus gleden ze langs elkaar heen zonder dat de man hun een blik gunde. Poeh, dat was goed gegaan. Ze zagen het silhouet van het huisje van de heks. Nog even en dan was de tocht van vandaag weer ten einde. Het was wel een lange tocht geweest. Omstreeks half zeven klopten Auke en Gustav bij de heks aan. De deur zwaaide open.

 

Goejûn, zei de heks in het Fries en Wolkom. Als jullie de slee onder die takken verbergen dat ziet niemand iets. Ze deden was de heks hun vroeg. Ik ben heks Elbrich. Wij zijn Auke en Gustaf, antwoordde de heren. Het goed dat jullie hier zijn, zei Elbrich. De bonensoep is al aan het pruttelen, vertelde de heks, als jullie je eerst willen opfrissen dan kunnen we daarna aan tafel. Verbaasd keken de mannen de grote woonkamer in. Het vuur in de cirkel zag er welkom uit. In de rechterhoek was een deur die naar de logeerkamers leidde. Ieder had een eigen kamer met bad en een wastafel.

Auke en Gustaf gingen naar hun kamer. Ze wasten zich van top tot teen. Voor een bad was er geen tijd. Het eten zou zo klaar zijn. Opgefrist trokken zij hun kleren weer aan. De heks had ondertussen de tafel klaargemaakt. Ja, er was bonensoep met vers gebakken brood en een gebraden kippetje. Het eten was verrukkelijk. Aan het einde van de maaltijd kreeg de kat stukjes kip. Ook de kat smulde van de kip. Auke bood aan om mee te helpen afwassen. Maar "Nee" zei de heks, "ik was morgenochtend af. Als jullie vertrokken zijn". Het beloofde een droge dag te worden. Echter de vorst bleef doorzetten. "Ik wil eerst van jullie weten waarom jullie deze reis maken", vroeg de heks. Auke vertelde over de
chakra-eitjes. Of Auke en Gustaf wisten wat chakra's waren? En toen begon de heks te vertellen
over de chakra's. Chakra's zijn energie-wielen in het lichaam. Volgens de meeste studies zijn er 7 chakra's in een mensenlichaam of kabouterlichaam.
Chakra         Naam             Kleur             Klank
1ste chakra   Wortelchakra  Rood             "oe"
2de chakra    Heiligbeen     Oranje           "oo"
3de chakra    Zonnevlecht    Geel             "oh"
4de chakra    Hartchakra     Groen            "aa"
5de chakra    Keelchakra     Lichtblauw      "ee"
6de chakra    Derde oog      Donkerblauw  "aaii"
7de chakra    Kruinchakra    Paars/violet     "ie"

De heks nodigde Auke en Gustaf uit om op de grond te gaan. Er lagen dekens voor hun klaar zodat ze niet zouden afkoelen op de tegelvloer. Elbrich stak telkens een kaars aan. De eerste chakra was had de kleur rood en de heks stak een rode kaars aan. De rode kaars werd op de kast gezet. En telkens zei ze de klank voor en Auke en Gustaf zeiden de klank na. Alle 7 chakra's werden zo afgewerkt. Er volgde even een kleine rust. Elbrich sloeg op twee stokjes om de kabouters uit hun meditatie te ontwaken. De heks vroeg of zij het chakra-eitje mocht zien. Auke gaf het haar. De heks legde uit dat een chakra-eitje ervoor was te dienen als geheugensteuntje. Met een chakra-eitje kon je makkelijk voelen hoe het met de chakra's is gesteld. Als iemand pijn voelde, dan kon die kabouter bedenken waar die pijn in het lichaam was. Door te mediteren met de juiste kleur kaars kon die chakra dan weer geopend worden.

 

                                                                                                                                                *9*

 

De heks stond op en liep naar de kast. Uit de kast haalde ze twee plankjes. Op ieder plankje waren zeven stroken stof geplakt. Op iedere strookje stof stond weer de klank die bij de chakra hoorde. "Alsjeblieft die zijn voor jullie", als dank voor jullie verhaal en als goed teken voor jullie reis. Jullie moeten morgen vroeg op en daarom moeten jullie en ik vroeg naar bed. Auke deed het chakra-eitje weer in zijn tas. Gustaf vertelde dat ze morgen naar Harlingen gingen. Maar dat is dichtbij. De heks had een kennis daar wonen. Als het even lukte en dat zou met die korte tocht zeker moeten lukken dan kunnen jullie weer bij hem overnachten. Harlingen is de stad van het water. Hij zal jullie daar meer over kunnen vertellen. Maar voor nu, ga maar gauw naar bed want morgenochtend is het voor het krieken van de haan weer op.
De mannen stopten het plankje in de tas. Gustaf kon het niet laten om toch nog de klanken van de  chakra's te murmelen. "oe", "oo", "oh", "aa", "ee", "aaii" en "ie", klonk het zachtjes. Hij voelde de energie langs de ruggenwervel naar zijn kruin stijgen. De kabouters bedankten Elbrich voor deze gastvrije avond en voor de mooie les over de chakra's. Tevreden gingen Auke en Gustaf slapen.

 

's Ochtendsvroeg stonden de kabouters op. De heks was al wakker en had het ontbijt gemaakt. Ook had ze brood klaargemaakt met ei en spek. En ook een kruik kruidenthee stond voor hun klaar. De twee kabouters omhelsden de heks uit dankbaarheid. Maar de reis ging verder. De heks legde uit dat als ze een kleine omweg maakten, dat ze dan via de bevroren beken konden gaan. Voor mensen waren die beken te smal maar voor de kabouters waren ze breed genoeg. Ze zouden dan al om 9.00 uur in Harlingen zijn. En ze hadden dan een dagje aan zee. Het was weliswaar koud weer maar de zeelucht zou goed doen, volgens Elbrich. De kabouters laaiden hun tassen weer in de slee. Zwaaiden nog een keer naar Elbrich en voort ging de tocht. De slee werd goed gekeerd. De kabouters stapten in de slee. Behendig werd de mast opgetuigd. Het zeil begon bol te staan en daar gingen ze weer over het ijs naar Harlingen. Na de bocht naar rechts zagen ze een klein stroompje. Daar stonden op het land twee eiken. Dus vanaf hier moesten ze het stroompje volgen. Een beetje sturen en ze lagen recht op de bevroren stroom. Mensen waren hier niet daarvoor was de bevroren beek te smal maar voor de kabouters was het ideaal. 

 

Na twee uur was er een korte stop om wat te eten. Wat smaakte die boterhammen met spek en ei goed. De kruidendrank smaakte ook. Even een klein rondje om de benen te strekken. Gustaf haalde zijn plankje weer te voorschijn en murmelde de klanken. "oe", "oo", "oh", "aa", "ee", "aaii" en "ie", klonk het. Auke deed mee. "oe" klonk het en Auke antwoordde ook met "oe". Het klonk wel grappig die verschilde klanken. De tocht ging echter verder. De kabouters konden net onder het zeil kijken waar ze heen moesten en of er gevaar dreigde. Hoog boven in de lucht vloog een troep ganzen naar het zuiden. Ook zagen ze hun gans. Tot ziens, schreeuwde Auke in ganzentaal en de Gans gakte terug Tot ziens. De kabouters waren blij dat hij zijn troep had gevonden. De Gans was blij om de kabouters nog even te zien. Het water liep hem in de mond toen de Gans terugdacht aan de pannenkoeken. De ganzen vlogen verder en al gauw waren ze uit het zicht verdwenen.


Heel in de verte was de stad Harlingen al te zien. Bij de witte struik met rode bessen moesten ze rechtdoor tot de Grote Eik. Bij de Grote Eik moesten ze linksaf. En dan weer rechtsaf. Dat was de weg om bij die kennis van Elbrich uit te komen. Nog een stop dan nog een uurtje met de slee en dan waren ze in Harlingen. Af en toe begonnen ze de zeelucht op te snuiven. En daar was de eerste zeemeeuw. De meeuwen waren landinwaarts getrokken om op zoek te gaan naar voedsel. De contouren van de Grote Eik werden zichtbaar. Ze stuurden de slee naar het midden van de bevroren beek. Nog even en ze waren daar. En dan rechtsaf en na een kilometer zouden ze een blauw huisje zien. Dat was het huis van die kennis. Vlugger dan verwacht bereikte ze het blauwe huisje. Het lag vlak voor Harlingen in een groot weiland.

 

                                                                                                                                           *10*

 

 
Auke en Gustaf stopten bij een groepje struiken. Ze stapten uit de slee en verstopten de slee onder de overhangende takken. Ze pakten hun tassen en liepen naar het huisje en klopten op de deur. De deur ging open en de kabouters zeiden "Goeiemoarn, kabouter. Bent u kabouter Jelmer? Ja, zei Jelmer, wie vraagt dit? We zijn Auke en Gustaf. De heks Eldrich heeft ons naar u gestuurd. "Dan kom maar binnen" zei Jelmer, ik heb net een verse pot koffie gezet. Wees welkom. Auke en Gustaf liepen de grote woning binnen. Vertel eens mannen, wat komen jullie doen?, terwijl Jelmer de koffie inschonk. Auke begon te vertellen dat hij interesse had in twee chakra-eitjes. De één had hij kunnen krijgen in Dokkum en de ander was nog in Stavoren. Omdat Gustaf wat meer van het Friese kabouterrijk wilde zien, was hij meegegaan. En met zijn tweeën reizen was gezelliger en veiliger bovendien. Ze hadden al een verrassende tocht afgelegd. Vandaag was het de negende dag van hun reis dat ze Harlingen hadden bereikt. Jelmer luisterde aandachtig naar hun verhaal. Jelmer vroeg hun of zij zin hadden om een dagje naar zee te gaan.

 

Ze waren er toch vlakbij en met de mussenwagen zouden ze de laatste twee kilometer zo hebben afgelegd. "Mussenwagen"?, vroeg Gustaf. Ja, ik heb een mussenwagen, antwoordde Jelmer. De kar wordt over de weggetrokken door mussen. Er vliegt hier om het huis een troepje mussen. Ik voer hun iedere dag broodkruimels. Als dank trekken zij mijn kar voort. Dat wilde onze kabouters wel eens meemaken. Auke, Gustaf en Jelmer stapten in de kar. Prompt kwamen twee mussen aan en die trokken de kar voort door in hun bek de leidsels te pakken. "Vooruit", riep Jelmer, "Naar zee".

 

Prompt ging de kar vooruit. Door al dat gefladder werd er niet op de wagen gelet. Iedere zoveel meter werden de mussen vervangen door nieuwe mussen. De wagen ging niet zo snel als de slee op het ijs maar redelijk vlug waren ze bij de zee. De wind blies matig maar verder was het rustig weer. Bij het strand was een tentje waar ze vis verkochten. Auke en Gustaf hadden honger. Ze nodigden hun gastheer uit om mee te eten. Gedrieën smikkelden ze van de vers gevangen vis. Auke en Gustaf wilden een dutje doen in de duinen. En daarna volop van de zee genieten. Even een paar uurtjes de ogen dicht. Hun winterse pakken beschermden Auke en Gustaf tegen de kou. Jelmer genoot van het buiten zijn maar ook hij viel in slaap. Een paar uur later werden ze wakker.

 

Bij het tentje hadden ze verse mosselsoep gemaakt. Weer was het smullen geblazen. Daarna begonnen ze aan wandeling langs de zee. Ze zagen de meeuwen vliegen en duiken. Ook zagen ze verschillende schepen. Dit was een echte verrassing voor ze. Gustaf kwam ogen te kort. Hij had de zee nog nooit gezien. Op het strand lagen veel schelpen. Gustaf nam er enkele mee. Het werd langzaam tijd om weer naar de mussenkar te gaan.

 

                                                                                                                                            *11*

 

Maar eerst begon Jelmer over het element water. Water kan gebruikt worden als je een ritueel uitvoert en je wilt die rituelen extra kracht geven. Stel je hebt een spreuk bedacht om kracht te verzamelen om iets te durven doen. Weet je, het is dan goed om een bad te nemen in een zee of rivier. Ook een gewoon bad thuis helpt ook. Maar leg dan schelpen aan de rand van het bad. En naast de zeep voeg ook wat zout toe aan water, vertelde Jelmer. Ook is het goed om het water op te zoeken als je sterke emoties van verdriet hebt. De golven van de zee nemen dan je tranen mee. "Voor een bad is het nu te koud", vond Gustaf. Stel dat ik een munt in de zee gooi, wat gebeurt er dan?, vroeg Gustaf. Nou, dan krijg je rijkdom terug, vertelde Jelmer. Prompt gooide Gustaf een goudstuk in de zee. Dat zal mij vast helpen op mijn levensweg, dacht Gustaf.

 

Bij het tentje kochten ze wat vis voor onderweg. Met de vis onder hun arm stapten ze in de mussenkar. Onderwijl gleden de huizen aan hun voorbij. Daar was het huisje van Jelmer al. Nog even een kop koffie en daarna gingen Auke en Gustaf verder met hun tocht. De zeelucht had hun goed gedaan. Bij het weggaan kregen ze nog wat haverkoeken mee. De tocht naar Bolsward zou met alle rustpauzes tot morgenavond duren. Ze zouden wel zien waar ze dan terecht konden voor een slaapplek. Bolsward was een kleine stad, wist Jelmer te vertellen. Er zal daar vast wel een herberg zijn. Of een klooster. Auke en Gustaf zetten hun slee recht op het ijs en stapten in de slee. Ze werden steeds behendiger in het opklappen van de mast en het spannen van het zeil.

 

Er stond buiten een straf briesje en het duurde niet lang of de slee ging met volle vaart verder. Ze meden de grote vaart maar een klein zijriviertje bracht hun naar Bolsward Zij hoefden die rivier maar te volgen. Na twee uur reizen, werd het tijd voor een rustpauze. Ze stopten hun slee niet ver van een boerderij. Ze dronken wat lauwe koffie en aten de haverkoeken. Ze bewaarde nog een paar voor morgenochtend. Voor nu maakten ze een slaapplaats door een scherm van takken te maken. Ze vlochten er zo goed als het ging wat bevroren gras door. De schermpjes beschermden hun tegen de wind. Ze kropen onder de dekens en trokken hun mutsen tot over hun ogen. Zo waren ze beschermd tegen de matige vorst. Door onder de struiken te slapen, konden ze geen vuurtje maken want dan zouden de struiken vlam
vatten en de kabouters ontdekt worden. Ze wisten niet of de boer en de boerin goed volk waren of niet. Daar kwamen ze de volgende ochtend wel achter.

 

 

                                                                                                                                              *12*


Nog voor de grote mensen wakker werden, waren Auke en Gustaf al op. Voorzichtig liepen ze naar de boerderij. De deur van de bijkeuken was niet afgesloten. Op het aanrecht lag een worst. De hond wilde gaan blaffen maar Auke zei, dat als hij stil was, hij ook een stukje worst kreeg. Met zijn kaboutermes sneed Auke een stukje worst af en gaf het aan de hond. Samen namen Gustaf en Auke de worst mee naar de slee. Ze zochten naar een open plekje en maakten daar vuur. De ketel hingen ze erboven en even later zaten ze aan de thee. De worst met de haverkoeken smaakten lekker.

 

Nog eenmaal gingen ze naar de boerderij om wat eten te halen. De boerin was al op en had de tafel voor het ontbijt gedekt. Het brood, kaas en vlees lagen al klaar op tafel. De boerin was even naar de kippen om wat eieren te halen. Snel namen Auke en Gustaf het brood en de kaas en renden daarmee naar hun slee. De boerin kwam terug van de kippen en keek verbaasd naar het verdwenen brood en kaas. "Waar waren die gebleven?", dacht de boerin. Niks aan te doen. Wat weg is weg. Ze pakte brood en kaas opnieuw uit de kast en riep haar man en haar kinderen om te gaan eten.

 

Een nieuwe dag was aangebroken. "Maar dat is stelen", zei Gustaf in de slee. "Eerlijk gezegd, dat is het wel en ook weer niet", zei Auke. "Het was een grote boerderij", vervolgde Auke. "Heus die hebben echt geen honger". Dat brood en die kaas konden hun echt wel missen. "Van hier tot aan Bolsward komen wij niets meer. Echt op deze weg is geen kabouterdorp te vinden. Wij hadden nergens eten kunnen halen. En bovendien wij moeten door".

 

Na een uurtje stopten ze voor een rustpauze. Door het rijden in de slee, hadden ze toch wel honger gekregen. En door de vorst, hadden ze eten nodig om warm te blijven. Ze verstopten de slee in een zijriviertje. Door de struiken was de slee mooi bedekt. Ze maakten een vuurtje en zetten de driepoot er boven zodat de ketel net niet in het vuur hing. Gustaf was eerst nog wat bedrukt maar Auke verzekerde hem dat die boer en boerin echt het brood, die kaas en die worst niet zouden missen. Maar na de eerste happen, was hij toch blij dat Auke en Gustaf tenminste iets te eten hadden. Ze maakten na de maaltijd een kleine wandeling om hun benen te strekken.

 

                                                                                                                                            *13*

 

Plotseling ontdekte ze in de sneeuw kaboutervoetstapjes. Ze volgenden het spoor en kwamen uit bij een klein huisje. Ze klopten op de deur. Er werd opengemaakt door een bleke kabouter. "Gaat alles goed met je? " vroeg Auke. "Ik ben de boskabouter Jelle", de laatste dag van de herfst heb ik mijn been gebroken. Ik kon zodoende hier niet weg en heb ondertussen alle voorraad opgegeten. Vlakbij had een eekhoorn een holletje gegraven en daar noten in verstopt. Ik kwam daar toevallig achter en heb zelf dat holletje noten opgegeten".

 

De eekhoorn had nog verschillende andere holletjes gegraven en daar leefde hij van De herfst was al twee maanden geleden. "Weet je wat, wij nemen jou mee naar Bolsward. Een dokter daar kan je been dan rechtzetten. Gelukkig is de wond niet ontstoken maar genezen. Hier kun je niet blijven in je eentje. Je hebt verzorging nodig". De kabouter knikte dat hij wel mee wilde. Hij was te moe en te ziek om te protesteren. Gustaf ondersteunde Jelle naar de slee. Als jij, Jelle voorin gaat zitten dan ga ik bij spullen zitten. Gustaf richtte de mast op en zorgde dat Jelle naast hem kon zitten.

 

Toen Jelle en Auke zaten, maakte Jelle het zeil aan de mast vast. En daar begon de slee al te glijden over de bevroren rivier. Met een grote bocht maakte Gustaf dat de slee weer recht op de rivier uitkwam. Even bij een flauwe bocht, stuurde hij naar rechts zodat ze weer op de grotere rivier uitkwamen. Auke gaf ondertussen Jelle wat water en stuk brood waar Jelle kleine hapjes van nam. Ook kreeg Jelle wat kaas zodat zijn ergste honger verdween.

 

Na twee uur reizen kwamen ze uit bij een t-splitsing van rivieren. Daar sloegen ze rechts af. In de verte zagen ze een kerktoren. Daar was Bolsward. Jelle was in slaap gevallen. Toen ze vlakbij Bolsward waren, werd hij wakker. Hij vertelde dat vlakbij de kerktoren een herberg was. Maar als zij bij die kerktoren moesten zijn dan moesten ze wachten. Er waren nog teveel grote mensen op de vaart. Daar waren wat overhangende struiken. Daar waren ze onttrokken aan mensenogen. Voorzichtig manoeuvreerde Gustaf de slee onder de taken. Hij rolde het zeil op. Ze moesten minstens twee uur wachten. Auke, Jelle en Gustaf gingen maar wat eten en slapen.

 

                                                                                                                                              *14*

 


Het was 5 uur 's middags toen ze weer wakker werden. Gustaf duwde de slee onder de takken
vandaan. Hij hees het zeil maar half. Rustig gleed de slee verder richting kerktoren. Daar zagen ze al het groene lichtje branden. Kabouterlichtjes hebben door hun geringe hoogte een andere kleur dan de lantaarns van mensen. Door hun lantaarns groen licht te laten schijnen viel het lichtje de mensen niet op maar kabouters zagen het des te beter. Gustaf duwde de slee naar de kant. Zo kan Jelle makkelijker uit de slee komen en meteen op het land stappen. Uiteraard werd hij ondersteund door Gustaf. Samen liepen ze zo naar de herberg. Deze stond in een grasland. Auke maakte de deur open en liet Gustaf en Jelle voorgaan. De herberg keek hun verwonderd aan. Auke legde uit dat Gustaf en hij Jelle waren tegengekomen. En dat Jelle gewond was. De herbergier wees naar de achterkamer daar was een slaapplek voor de gewonde. Auke en Gustaf konden hadden boven elk een kamer.


Gustaf en Auke brachten eerst Jelle naar de achterkamer. Auke hielp hem met uitkleden. Gustaf ging een dokter waarschuwen. De herbergier zorgde voor een warme maaltijd. Hij bakte het brood en sneed de ham in plakken. Ook de ham werd gebakken. Daarna sneed hij het brood en de ham in kleine stukjes en deed daar een lekkere saus over. Auke en Jelle lieten zich de maaltijd goed smaken. Gustaf vond snel een dokter die rap meekwam. Juist toen Auke en Jelle klaar waren met eten, kwamen Gustaf en de dokter al binnen.

 

Terwijl de dokter Jelle onderzocht, begon Gustaf met eten. Het brood met ham en saus vond hijlekker. Bij deze tocht at hij toch anders dan op het kasteel. Nu waren er geen verfijnde gerechten maar grof brood met ham. Dit soort eten beviel hem best.

 

Het onderzoek van de dokter nam lange tijd in beslag. Hij voelde het been en vroeg hoe het was genezen. Ook keek hij de littekens grondig na. Het been van Jelle was niet goed geheeld. Het been moest opnieuw gezet worden dan in het gips en vervolgens drie weken genezen. Auke en Gustaf wilde Jelle niet drie weken achterlaten. Jelle moest minimaal een week bed houden. Het been had die tijd nodig om te helen en hij moest aansterken. Daarna kon hij meereizen maar hij mocht het been niet belasten. Hij moest zelfs op krukken lopen.

 

                                                                                                                                               *15*

 

Morgen was het Oudjaarsavond en dat betekent voor de kabouters Lichtjesfeest. Auke en Gustaf hadden geen keuze. Ze moesten twee dagen hier blijven. Het belangrijkste was nu het zetten van het been. Jelle moest eerst rum drinken totdat hij onder zeil was. En dus begonnen ze daar mee. Hoe smaakvol het eerste glaasje was, was met geen pen te beschrijven. Daarna volgde het tweede en derde. Het vierde glaasje ging al met moeite. Het vijfde glaasje duurde een half uur.

 

Vlug werden zijn armen en gezonde been aan het bed vastgemaakt. Toen kraakte de dokter het been en zette het recht. Als het been goed genas dan kan Jelle weer struinen door de bossen. Gustaf en Auke hielpen de dokter om het been te gipsen. Gustaf maakte een emmer gips klaar en Auke haalde er de zwachtels doorheen. De dokter wentelde ze om het been heen, zodat Jelle's been recht bleef staan. Toen alles achter de rug was, dekte Auke Jelle toe. Gustaf bedankte de dokter en stopte hem vijf goudstukken toe. "Als hij koorts kreeg, dan moesten ze de dokter weer roepen. Maar als alles goed ging, dan sliep Jelle door tot morgenochtend. Hier zijn alvast twee poedertjes. Als Jelle vannacht wakker werd, moest hij een poedertje krijgen. En morgenochtend had hij vast een poedertje nodig tegen de pijn". De dokter ging naar huis. Auke waakte over Jelle het eerste gedeelte van de nacht. Gustaf ging naar zijn kamer en nam een bad. Daarna ging hij slapen.


Tegen half vier maakte Auke hem wakker en ging Gustaf waken. Gustaf hoorde dat tegen half zeven was er bedrijvigheid in de keuken. De herbergier was al vroeg op en hij maakte het ontbijt klaar. Jelle sliep de hele nacht door. Hij werd wakker van de pijn en de geluiden uit de keuken. Van Gustaf kreeg hij een poedertje en viel daarna weer in slaap. Tegen acht uur stond Auke op en ging met Gustaf ontbijten. Wat smaakte die eieren met spek lekker. Ze konden nog drie uurtjes slapen voordat de dokter kwam. De zoon van herbergier lette op Jelle. Om elf uur kwam de dokter. Deze onderzocht de patiënt grondig. Nam de temperatuur op en luisterde naar de longen. Alles was in orde. Tegen de middag had ook Jelle honger. Hij at de boterhammen met smaak op. Als drank kreeg hij kreeg alleen dennenthee om zijn maag niet teveel te belasten. Morgen kreeg hij weer koffie. Jelle kreeg van de dokter een doosje met poedertjes. Maar hij mocht er niet meer dan drie per dag. De poedertjes maakten hem slaperig zodat hij bijna de hele dag door sliep. Rusten en aansterken waren nu voor hem het beste medicijn. Ze konden de dokter altijd roepen als er zich iets bijzonders voordeed als koorts of erge jeuk. Morgen zou hij weer komen kijken hoe het met Jelle was.

 

                                                                                                                                               *16*


Ondertussen was Gustaf op zoek naar een kaart van Friesland gegaan. Hij was blij dat de muts over zijn oren viel daar het nog steeds vroor. Bij een boekwinkel vond hij een oude kaart. Terug op zijn kamer begon hij de kaart te bestuderen. Van Bolsward moesten ze naar Workum. Hij zag op de kaart dat er geen kleine zijrivieren van noord naar zuid gingen. De meeste rivieren gingen oost - west. Hij had echter een noord-zuid verbinding nodig. Er was er maar één en dat was de grote vaart. Als ze die tocht het 's nachts maakten dat zouden de grote mensen Gustaf, Auke en Jelle met hun vaartuig niet zien. Als ze 's nachts om 11 uur vertrokken dan waren ze de volgende dag om ongeveer 8 uur in Workum. Hij ging naar beneden toe om zijn plannen met Auke en Jelle te overleggen.

 

Jelle had een broer wonen in Workum. Zijn broer had een vrouw en kinderen. Zij konden dan verder voor het herstel van Jelle zorgen. Zo werd er dus een beslissing genomen. Jelle ging naar zijn broer en die tocht vond het 's nachts plaats. Aan Gustaf en Auke de taak om de slee zo in te richten dat iedereen makkelijk zat zodat de tocht kon plaatsvinden. Ook moest er proviand worden ingeslagen voor die nacht. Maar eerst was er Lichtjesavond.

 

Lichtjesavond vond altijd plaats op de laatste avond van het jaar. Er werden die avond zoveel mogelijk kaarsen ontstoken, er was muziek en lekker eten. Ook werd er gedanst en spelletjes gespeeld. Om 12 uur 's nachts als het nieuwe jaar begon, werd er geproost. Het was een gezellige avond om weer eens met zijn allen bij elkaar te zijn. Auke en Gustaf waren ver van huis zodat zij die avond in de herberg bleven. Beiden hielden Jelle gezelschap. Samen genoten ze van de heerlijk hapjes. Omdat Jelle geen alcohol mocht vanwege de poedertjes, dronken ze maar dennenappeltjesthee. In de herberg was er voor de gasten een schaakspel. Auke leerde Jelle en Gustaf schaken.

 

Ook vertelde Auke over het element vuur. Het seizoen dat bij vuur hoort is de zomer. Als men rituelen doet, maakt men vaak gebruik van kaarsen. De zomer stimuleert je om kunst te beoefenen of lichaamsoefeningen. Ook stimuleren de kaarsen om krachtig te zijn. Ook wordt vuur ingezet weer te helen. Vaak worden een dolk of een mes gebruikt om de rituelen uit te voeren. Om 12 uur klonken ze hun bekers en deden voor zichzelf een wens toen ze om de beurt een kaars uitbliezen. Het nieuwe jaar was begonnen.

 

                                                                                                                                              *17*


Voor de tweede nacht op rij waakten Auke en Gustaf om de beurt over Jelle, de lekker lag te slapen. In de nacht bekeek Auke de kaart. Niet dat hij het plan van Gustaf niet vertrouwde maar gewoon uit nieuwsgierigheid. Ook hij kon geen zijrivieren ontdekken.

 

Om de tijd te doden begon hij een deken te maken van wol. Hij breide allemaal vierkantjes en die vierkantjes samen vormde dan een deken. Jelle zou voor die tocht naar Workum wel een dikke deken nodig hebben. Auke had er een week de tijd voor. Toen hij Gustaf wakker maakte, voor zijn beurt om te waken, vertelde Auke van de deken. Gustaf begon aan die deken te breien want Jelle had vast een dubbele deken nodig om op te liggen. Overmorgen in de stad zou hij nog meer wol gaan halen om die dekens te gaan maken.


De volgende ochtend leek het beter te gaan met Jelle. Hij genoot van zijn ontbijt met koffie. Daarna waste Auke hem op bed en kreeg hij een schoon nachthemd aan. Voorzichtig werd zijn bed verschoond. Lekkere frisse lakens. Gustaf had de laatste wacht gehad en stond later op. Hij was benieuwd of er nog nieuwtjes waren. Hij vroeg ernaar bij de herbergier. Nou, de prins was niet op het bal verschenen. Het scheen dat hij de mazelen had. Ook erg voor die prins. Eerst de bof en nu de mazelen. De herbergier wist niet dat de echte prins tegen hem over zat. Ook vertelde hij dat er genoeg hapjes over waren van gisteravond. Als hij nou eens die zou opwarmen dat hoefde hij niet te koken. Niet dat hij een hekel aan koken had maar ja, nieuwjaarsdag was zijn enige vrije dag in jaar.


En nu hij gasten had, moest hij toch voor eten zorgen. "Dat was niet erg", zei Gustaf, vandaag
rusten wij ook zoveel mogelijk". En die opgewarmde hapjes waren lekker en gezond. Hij was
nauwelijks klaar met spreken of daar was de dokter al. De dokter wilde toch nog even naar Jelle kijken. Het onderzoek nam niet veel tijd in beslag. Jelle herstelde voorspoedig. Ook had hij weer wat kleur op zijn wangen. Een potje schaak, wat praten en wat eten. Zo ging ook deze dag weer voorbij.


De volgende dag waren Auke en Gustaf blij dat ze niet onderweg waren. Het was zo mistig. Je kon niet eens twintig meter vooruit kijken. Na het ontbijt gingen ze samen de stad in. Bij de apotheek vonden ze een fles voor Jelle om tijdens de rit maar ook voor nu in te plassen. Voor de grote boodschap was er een bedpan. Bij de zeilmaker ontdekten ze een klein zeil dat over hun slee paste. Als het die nacht van de tocht zou sneeuwen dan bleven ze tenminste droog. En het zeil hield Jelle warm. Hij kon zelf kiezen of en hoe hij het zeil wilde gebruiken. Van dat zeil hadden Auke en Gustaf naderhand ook nog profijt. Daarna na de wolwinkel. Ze kochten allerlei kleuren wol. Zodat Gustaf erg kleurrijke dekens kreeg. Ook kochten ze nog lakens en nachthemden. De lakens waren om Jelle iedere dag een schoon bed te geven. De nachthemden waren in eerste instantie voor Jelle maar als ze aan de tocht begonnen, zouden ze die achterlaten voor de herbergier. In een tweedehands zaakje vonden ze een stormlantaarn. Ook die namen ze mee. Die zou hen best wel eens van pas kunnen komen.

 

                                                                                                                                          *18*


Terug in de herberg wachtte hun het avondeten. De herbergier had een kippetje gebraden en wat knollen gestoofd zodat iedereen weer smullen kon. Daarna deed Auke de was van hemzelf. Ook Gustaf deed zijn was, terwijl de zoon van herbergier een potje schaak met Jelle speelde. Voor Gustaf was het de eerste keer dat hij de was deed. Hij ploeterde en spetterde dat het een lieve lust was. Er zat zelfs zeep op zijn muts. En dus kreeg zijn muts een grondige wasbeurt. Boven het bad was een droogrek dus zijn spullen konden nadruppelen in het bad.


De volgende dagen was er weinig verandering in het schema. Er werd gepraat, geschaakt, de stad bekeken en de nodige maaltijden verorberd. Ook werd er aan de dekens gewerkt. Omdat Jelle zo goed vooruit ging, liet de dokter hem proberen om op krukken te lopen in zijn kamer. Na een dagje oefenen ging het lopen weliswaar op krukken al wat beter. Voor de dekens waren alle lapjes klaar. De dekens kon nu in elkaar worden gezet. De week was door alle activiteiten snel omgevlogen. De slee was opnieuw ingericht zodat Jelle half zittend en half liggend vervoerd kon worden.

 

Het werd tijd voor het beslissende bezoek van de dokter. De dokter onderzocht Jelle helemaal. Hij luisterde naar de longen. Jelle was gezond niet de oude maar Jelle was gezond genoeg om vannacht de tocht te maken. Ook ging hij al behendig met de krukken om. De tocht kon dus plaatsvinden. Het was iedereen een pak van het hart. De zoon van herbergier voorzag die dag Jelle van alles dat hij nodig had. Auke en Gustaf gebruikten die dag om bij te slapen want vannacht moesten ze wakker zijn.

 

Het werd weer avond. Het was koud weer en het vroor nog steeds. Als het zo bleef vriezen dan
konden de mensen een Elfstedentocht gaan houden. Het ijs groeide en groeide. De slee werd
klaargemaakt en nu kwam de stormlantaarn van pas want alles werd nu op de juiste plek opgeruimd en niet zomaar in de slee gegooid. Auke en Gustaf waren wakker en aten hun laatste avondeten in de herberg. Van de herbergier kregen ze eten mee. Ook een paar kruiken met dennenappeltjesthee kregen ze mee en wat kruiken water. Jelle werd voorzichtig naar de slee gebracht. Hij genoot van zijn plekje. Er werd eten en drinken bij hem neergelegd zodat hij gedurende de rit dit zelf kon.

 

De zitbanken van Auke en Gustaf waren nu zo gemaakt dat wat meer beenruimte hadden. Door de kussens hadden zij nu een goede zitplek. Nog wat eten en drinken. En dan de rekening betalen. Gustaf betaalde 15 goudstukken. De herbergier was er zo dankbaar en ook voor de lakens en nachthemden. In de zomer als er weer meer gasten waren, zou hij ze nodig hebben.

 

                                                                                                                                              *19*

 

Het was tijd voor het echte afscheid. De mannen omhelsden elkaar. De herbergier en zijn zoon wensten hun een goede reis. Gustaf legde de slee zo dat Jelle makkelijk kon instappen. Voorzichtig deed hij een paar passen in de slee, liet zich omvallen en lag op zijn plek waar al een deken lag om op te liggen. Hij kon net nog over de rand van slee aan de voorkant kijken. Auke legde de andere deken boven op hem en het zeil naast hem. Dat kon hij pakken als het te koud werd of ging sneeuwen. Maar voor nu lag hij er warmpjes bij.


Auke stapte in. Gustaf duwde de slee onder de takken uit. Hij ging zitten. Auke had de mast al
gerezen. Gustaf bevestigde het zeil en door de wind werden ze vooruit geblazen. Ze maakten steeds meer vaart. De tocht over de grote vaart naar Workum was begonnen. De herbergier en zijn zoon keken de slee na. Er werd nog een keer naar elkaar gezwaaid en daar ging de slee met haar reizigers door de nacht.


Auke had een lied bedacht:
De aard', de lucht, het vuur en water,
Keer om keer om keer om
Heya, heya, heya, heya
Heyo, heyo, heyo, heyo
Heya, heya, heya, heya
Heyo, heyo, heyo, heyo


Gustaf begon het antwoordspel weer over de chakra's Hij riep "oe", "oo", "oh", "aa", "ee", "aaii" en "ie", En Auke antwoordde het geroep weer. Jelle deed mee toen hij begreep wat de bedoeling was. Na een tijde werd het toch tijd om een poedertje te nemen. Van het poedertje werd hij slaperig en ontspannen zodat hij even geen pijn voelde en lekker kon gaan slapen.


Gustaf en Auke keken de nacht in zodat ze veilig reisden en hielden elkaar wakker. Om de twee uur was er een korte stop om iets te eten en te drinken en om even de benen te strekken. De reis verliep als vanzelf. Ze kwamen op de vaart niemand tegen. Geen mens maar ook geen kabouter. Tegen vier uur hielden ze stop. Ze waren zo moe dat Auke en Gustaf toch even een tukje deden. Jelle sliep door alles heen. Na een uurtje waren Auke en Gustaf weer fit. Ze aten en dronken wat en de reis ging verder.

 

Tegen de ochtend waren ze in Workum aangekomen. Ze maakten Jelle wakker en die legde
hun uit dat zijn broer woonde vlakbij een molen. Er was maar één molen dus daar gingen ze naar toe. Jelle schoot overeind daar waren de berken. De witte stammen stonden kaarsrecht overeind. Daar bij de achtste berk daar woonde zijn broer. Gustaf liet het zeil zakken zodat de slee stopte net voor de achtste berk. Hij sprong de slee uit en manoeuvreerde de slee zo dat de slee tegen de kant stond. Auke hielp Jelle met uitstappen en reikte hem zijn krukken aan. Hij stapte op het land en gebruikte zijn krukken om te lopen. Gustaf duwde de slee onder wat laaghangende struiken. Hij sloot zich bij Auke en Jelle aan.

 

                                                                                                                                            *20*

 

Nog voor ze op de deur hadden geklopt werd deze al opengemaakt. De twee broers vielen elkaar in de armen zo blij waren ze om elkaar te zien. Auke en Gustaf werden uitgenodigd om binnen te komen. Ondertussen dat ze het verhaal vertelden, kregen ze iets te drinken. Natuurlijk kon Jelle blijven en werd er een dokter gehaald door de zoons van de broer. Weer legde Auke en Gustaf uit wat Jelle mankeerde. En welk poeder hij gebruikte. Ook hij werd door de dokter onderzocht. Jelle had de reis wonderwel goed doorstaan. De longen en het hart waren ook in orde. "Nou en nu vooruit met jullie naar bed,". De vrouw had ondertussen drie logeerbedden klaargemaakt. Het bed in het achterkamertje was voor Jelle. Auke en Gustaf sliepen op een eenvoudige logeerkamer. "Jullie gaan slapen", en vanavond zien we wel verder.

 

's Avonds werden ze weer wakker. De vrouw was het avondeten aan het bereiden. Auke en Gustaf wasten zich en kleedden zich aan. Ze waren net op tijd klaar toen ze werden geroepen voor het avondeten. Het was een eenvoudige maar voedzame maaltijd. Soep met boterhammen. Ze mochten rustig blijven voor de nacht maar Auke en Gustaf wilden verder. "Goed", zei de broer. Even na Hindeloopen is een boerderij. Daar kun je gerust vannacht nog aankloppen. De boer en boerin zijn kabouters dus daar zijn jullie altijd welkom. Wij zorgen ondertussen voor Jelle dus daar hoeven jullie geen zorgen om te maken. Gustaf gaf hem voor de zekerheid 10 goudstukken om de dokterskosten en het onderdak te betalen. Hij zag dat het gezin het niet te breed had.

 

Auke gaf Jelle zijn adres als hij beter was dan kon hij bij Auke komen werken. Maar voor nu tot ziens. Met een ferme handdruk aan de broer, verlieten ze het huis. Op naar Hindeloopen. Als ze doorreden en onderweg niet stopten dan waren ze rond 10 uur in Hindeloopen. Zo tegen half elf zouden ze dan bij de boerderij zijn.


Auke en Gustaf liepen samen naar de slee. Gustaf haalde de slee onder de takken vandaan. Ze
stapten in, vervolgens hesen de mast en zeil. Ze waren weer onderweg. Ze zagen als eerste de
kerktoren van Hindeloopen daar moesten ze langs om bij de boerderij uit te komen. De slee vloog over het ijs. Ze hadden de kerk in een paar uur al bereikt. Langs de kerk dan ga je het dorp weer uit en daar is de boerderij. Een paar elzenbomen staan rond de boerderij aan de rechterkant. De boerderij kwam in zicht. Nog even. En daar waren ze al bij de boerderij.

 

                                                                                                                                               *21*


"Wat zullen we doen? vroeg Auke. "Naar binnengaan of hier in de slee slapen? We hebben nog eten genoeg om de nacht door te komen. En we hebben een stormlantaarn om ons licht en wat warmte te geven. Er zijn dekens genoeg en het ziet met de klare hemel er niet uit dat het gaat regenen of sneeuwen". Gustaf wilde buiten blijven. "Iedereen slaapt in de boerderij al" zei hij. En we hebben de slee zo comfortabel mogelijk gemaakt. En ik ben te moe om me waar dan ook druk over te maken. Laten we gaan slapen in de buitenlucht hier in de slee. Morgen zien we verder".

 

Ze hadden in de slee twee bedbanken gemaakt. Onder de bedbanken lagen hun spullen. De stormlantaarn hingen ze aan de achterwand. Ze lieten een klein vlammetje branden om nog te kunnen zien waar wat lag. Binnen een paar minuten waren ze vertrokken naar Dromenland. Middenin de nacht waren ze wakker, klaarwakker. Auke en Gustaf aten van het pakket van de herbergier en dronken wat bier. Ze hadden gezwegen over het bier tegenover Jelle maar nu hier on onder de stralende sterrenhemel. Even een koele dronk. Proost klonk het en ze klonken hun bekers tegen elkaar. "Op de heling van Jelle en de chakra-eitjes". Gustaf herhaalde de woorden. Na de nachtelijke onderbreking vielen ze in slaap. Ze werden wakker toen de zon al hoog aan de hemel stond.

 

Daar ze niet met een rammelende maag bij de boerderij wilden aankloppen, aten ze wat en dronken water erbij. De slee werd goed verstopt. Vervolgens liepen ze naar de grote boerderij. Er was een mooi versierde voordeur waarop Gustaf klopte. De boer maakte open en vroeg wie hun waren. Gustaf en Auke legde het verhaal van Jelle uit en dat diens broer had gezegd dat ze hier mogelijk konden overnachten. "Ja, dat kon", zei de boer. "We hebben alleen één kamer voor jullie beiden. Maar komen jullie binnen dan is er eten en drinken voor jullie. Mijn vrouw zal jullie wel de logeerkamer wijzen. De vrouw wees de logeerkamer waar ze zich konden installeren en dat ze zich voor de lunch moesten opfrissen. Dat deden Auke en Gustaf dus. Het waren heerlijke zachte donzen bedden. En nu voelden ze de vermoeidheid in hun lichaam. Ze konden het nog net opbrengen om wat brood te eten en een kop koffie te drinken. Tijdens de lunch vertelden over hun reis tot nu toe.


Volgens de boerin konden ze best even een dodze (een dutje) doen na de lunch als ze zo moe waren. Auke en Gustaf verdwenen naar boven. Maar toen ze eenmaal in bed lagen, sliepen ze voor 24 uur. Alle vermoeidheid van het waken over Jelle en de nachtelijke reis kwamen eruit gedurende de slaap. Gustaf riep in zijn slaap dat het tijd was om over Jelle te waken en dat hij moest opstaan maar hij voelde zich als verlamd door vermoeidheid. "Ga maar slapen, Gustaf "zei Auke en draaide zich om. 's Anderdaags om 1 uur 's middags werden ze ietwat bedremmeld wakker. Zo lang geslapen hadden ze nog nooit. Maar ja, zoveel gedaan in korte tijd hadden ze ook nog nooit. Ze wasten zich en kleedden zich aan. Liepen naar beneden waar ze door een vriendelijke boerin werden begroet.

 

                                                                                                                                           *22*


"En de vermoeidheid uitgeslapen?", vroeg ze. Na al wat jullie beleefd hebben, is het goed om
zolang te slapen". Ze werden uitgenodigd om weer aan tafel plaats te nemen. De boerin had warme koffie en boterhammen. Daarna gingen ze samen met de boer de boerderij verkennen. Het mocht dan wel winter zijn maar het boerenleven gaat door. Nu was het tijd om alles gereed te maken voor het voorjaar. De zeis moest worden geslepen maar ook de koeien moesten worden gemolken. De ploeg moest worden gemaakt. En wat ook op viel, was de grote van de boerderij. Zoveel land voor de gewassen en de dieren. 's Avonds na het eten hielpen ze mee de koeien te melken. Alhoewel het een moeilijk karweitje was, lukte het Auke en Gustaf toch. Al gauw raakten de emmers vol en die melk ging in bussen. Na het melken was er een maaltijd met soep en brood.

 

Morgen zouden ze nog op de boerderij blijven en overmorgen zouden ze uitgerust vertrekken.
De rustdag ging snel voorbij. Ze gingen met de boer naar de markt. Er werd melk verkocht en een ham gekocht. Natuurlijk werden er ook nieuwtjes uitgewisseld over een prins die schijnbaar naar het kasteel van zijn oom was verhuisd om bij te komen van zijn twee ziektes. Maar hij kreeg daar ook les in geschiedenis en zwaardvechten. Daarbij kreeg hij dansles om een goed figuur te slaan op een bal. Maar bijna niemand op de markt wist dat de prins naast hun stond behalve Auke. Stiekempjes moesten ze toch in hun lange baard lachen.

 

Na de avondmaaltijd was het tijd om voor de laatste keer koeien te melken. Morgenochtend vroeg gingen ze weer op weg. Ze gingen naar Stavoren het tweede chakra-eitje bekijken. In Stavoren was er weer een herberg. In de herberg de "Blauwe Koe" moesten ze zeggen dat ze van de boer kwamen, dan kregen ze een goede kamer en goed te eten.


De volgende ochtend ging de boer zijn koeien melken. Auke en Gustaf namen afscheid van de
boerin en haar kinderen. Terwijl op de boerderij de haan kraaide, zaten zij al in hun slee op weg naar Stavoren. De rit zou maar 5 uur duren inclusief de pauzes. Ze waren om 5 uur vertrokken en zouden als even meezat waren ze om 10 uur arriveren. De tocht voerde hun langs de zee. Er waren binnenwateren tot aan Stavoren. De zee zelf zagen ze niet maar ze hoorden de golven slaan op het strand. Ze roken de zeelucht. Een lucht die energie geeft en eventuele zorgen uit het hoofd blies.


Het vroor nog steeds maar de dekens behoedde hen voor de kou. Het ijs werd steeds dikker. Als het nog een week zo vroor dan kon de Elfstedentocht doorgaan. De wind stond gunstig en blies de slee naar Stavoren. Toen de zon opkwam, maakte ze een stop om wat thee en boterhammen te eten. Ook genoten ze van het besneeuwde landschap met de opkomende zon. Na nog even een rondje te hebben gelopen gingen ze met de slee verder. Ze hadden beekjes gevonden zo smal dat daar geen mens op schaatste. Voor hun was dat ideaal om de slee er overheen te gaan. Aan de horizon zagen ze al de molen en de kerktoren. Deze kwamen steeds dichterbij. Nog een uurtje dan waren ze er. Dat uur vloog om en ze arriveerden in Stavoren. Ze hoefden naar de herberg niet te zoeken.

 

                                                                                                                                             *23*

 

Deze stond aan het eind van het riviertje, waar geen mens kwam. Ze verstopten de slee onder wat bevroren grasbladeren. Vol goede zin stapten ze op de herberg af. Het was een mooi huis met een trapgevel.

 

Met een "goemoarn" werden Auke en Gustaf begroet. Vriendelijk groetten ze terug. Ze vertelden dat ze een verre reis hadden gemaakt en nu in Stavoren waren. Hier zou het tweede chakra-eitje zijn. Volgens de herbergier klopte dat ook. Maar dan moesten ze wel bij de Gravin van Stavoren zijn. Ze had het eitje in bezit gekregen nadat de kapitein de lading was verloren. Om de schade te vergoedden, had hij het eitje aan haar afgestaan. Auke en Gustaf zouden zich eerst in de kamer opfrissen en hun spullen voor de nacht klaarleggen. Dan was het tijd voor een boterham. Daarna zouden ze de gravin gaan bezoeken. De mannen verdwenen naar hun kamer.

 

Ze fristen zich op zodat ze toonbaar waren voor een gravin. Te voet gingen ze naar het Grote Huis. Daar woonde de gravin. Een knecht maakte open en vroeg wat ze kwamen doen? "Wij willen graag de gravin spreken", antwoordde Auke. "Wie is daar?", riep de dochter. "Nou, twee mannen die de gravin willen spreken". "Laat ze maar in de kleine hal wachten. Daar is het warm. Ik ga mijn moeder zoeken". Ze werden door de knecht naar de kleine hal gebracht. Het was er inderdaad warm. De gravin opende de deur en schreed binnen. Auke en Gustaf stelden zich voor waarbij Gustaf gewoon Gustaf was. En toen kwam de grote vraag: Wilde zij het chakra-eitje aan hun verkopen? Het is dat een schip met een dure lading is binnengelopen en ik mijn muren met robijnen kan behangen. Voor 8 goudstukken mag je het hebben. Gustaf betaalde de 8 goudstukken en gaf het doosje met het chakra-eitje aan Auke. Auke bekeek het chakra-eitje nauwkeurig. Het was prachtig.


De gouden draad was prachtig verweven met de kralen en het eitje. Hij borg het eitje is zijn wijde mantel op. "Volgende maand", vertelde de gravin, is er een bal om een bruid te zoeken voor de prins. Mijn dochter komt daarvoor zeker in aanmerking". "Uw dochter is inderdaad prachtig", zei Auke en hij vervolgde, "Mevrouw het was prettig met u zaken te doen. Maar helaas we moeten weg. We willen graag voor het donker weer binnen zijn. De knecht werd gebeld en deed hun uitgeleide.


Eenmaal buiten uitte Gustaf zijn woede, dus daarom deze tocht om een bruid te vinden voor mij. Nee, ik wil met die dochter niet trouwen. Ze is te afstandelijk. Ze geeft meer om haar uiterlijk dan om een wilde ijstocht over de Friese wateren. Ik wil een vrouw met wie ik avonturen kan beleven. Die het heerlijk vindt om te schaatsen. Maar dan raken de haren in de war van die vrouw. Niet zo'n vrouw die het vreselijk vond en meteen een kapper erbij wilde roepen. Ik wil een vrouw die kan koken en haken. En de eventuele schoonmoeder had hem niet eens herkend. Het meisje zag er inderdaad prachtig uit in haar gewaad dacht Auke maar het was allemaal te mooi om waar te zijn. Zij was inderdaad niet de juiste vrouw voor Gustaf. Dat was Auke met Gustaf eens.

 

                                                                                                                                              *24*


Auke was wel verheugd om het hebben van het tweede chakra-eitje. Het thema trouwen kwam niet meer ter sprake. Maar Gustaf wilde niet meer in Stavoren blijven. Hij wilde naar huis. Het bezoek aan de gravin had hem een kater opgeleverd. Ze aten in de herberg en namen een flinke hoeveelheid eten en drinken mee. De herbergier bekeek hun. Er was iets misgegaan bij het bezoek aan de gravin, dacht hij. Maar toch liet hij de mannen gaan. Tegen een besluit van een kabouter daar kon niets tegenin worden gebracht.

 

De volgde stad die ze aandeden was Sloten. In de deze stad woonde een beeldhouwer die een vriend van Auke was. Auke wilde hem graag opzoeken. Deze stad lag meer landinwaarts en kon bereikt worden door smalle beken en rivieren. Wat waren ze blij dat Gustaf een kaart van Friesland had gekocht. Ze wisten nu hoe ze daar moesten komen. Ze vertrokken in de schemering en zouden tegen negenen stoppen. De route was prachtig met al dat bevroren water.

Gustaf was weer goed gemutst. Hij hoefde immers niet van vandaag op morgen te trouwen. Hij wilde net zo als zijn ouders uit liefde trouwen en met zijn vrouw samen de troon bestijgen en het Friese land besturen. Auke was dit met hem eens. Tegen negenen stopten ze de slee aan de rand van een beekje. Er was in de wijde omtrek geen mens of boerderij te bekennen. Ze deden wat ze zo vaak het 's avonds deden, eten, een klein stukje wandelen om de benen los te maken en daarna naar bed. De stormlantaarn bleek een vlammetje te zijn in deze grootse weidse stilte. De lucht was bewolkt en voor de zekerheid legden ze het mastzeil en het zeil dat gebruikt werd als deken tegen elkaar. Ze maakten het met pinnen vast. En spanden het over de slee. Zo ontstond een hutje dat beschutting bood tegen de sneeuw. De mannen gingen slapen met een gerust hart.


De volgende dag werden ze wakker. Op de zeilen had zich een dun laagje sneeuw gevormd. Ze
maakten de zeilen los onderwijl de sneeuw er vanaf kloppend. Terwijl Gustaf zich met de zeilen bemoeide, maakte Auke het ontbijt klaar. Nog even strekten ze de benen door te lopen en de tocht in de slee ging weer verder. Volgens de kaart moesten ze het derde riviertje links hebben. Tot hun schrik bevonden ze zich in een mistbank en niets was meer wat het leek. Dat wat het eerste riviertje leek, liep na 2 km dood en het tweede riviertje liep na 500 meter dood. De derde rivier was de doorgaande rivier.


Gustaf kreeg een idee. Als hij de schaatsen onder bond, kon hij die drie rivieren gaan verkennen. Auke was het er mee eens. Gustaf bond de schaatsen onder en schaatste het riviertje af. Om de honderd meter knakte hij zichtbaar wat takken af om zo te meten hoever hij al had gereden. Hij merkte dat het schaatsen als vanouds ging. Na de 500 meter merkte hij dat de rivier doorliep. Hij schaatste door. Hij markeerde de 1 km. Nog verder 1500 meter de mistbank lag achter hem. Bij 1700 meter zag dat de rivier doodliep. Dus deze rivier moesten ze niet hebben.

 

                                                                                                                                             *25*

 

Hij schaatste terug en kwam weer in de mistbank terecht. Bang was hij niet, hij kwam immers bij zijn vriend uit. Bij de afslag markeerde hij met takken dat ze deze rivier niet moesten hebben. Al voelend met een stok, ging hij op zoek naar de tweede afslag. Toen hij de afslag vond, markeerde hij weer met takken dat ze deze afslag ook niet moesten hebben.

 

Hij schaatste terug naar de slee. In de mistbank was het windstil. Terwijl Gustaf in de slee uitrustte, duwde Auke de slee voorzichtig voort. Voorbij de tweede afslag, ging Gustaf weer kijken waar de derde afslag was. Hij vertrok op zijn schaatsen. Na honderd meter was de derde afslag. Samen met Auke duwde hij die honderd meter. De mistbank hing achter hen. Bij de derde afslag was het weer helder en winderig. Er stond gelukkig wind en dus gingen ze in de slee verder.

 

Auke en Gustaf besloten om op zoek te gaan naar een boerderij of herberg. Ze keken uit naar
groene lichtjes. Het werd 12 uur en dus weer etenstijd. Gelukkig hadden ze nog wat restjes van het pakket. Ook smolten ze sneeuw in een pannetje. De thee was daardoor extra lekker en verwarmend voor hun lichamen. Na het gebruikelijke rondje stapten ze weer in de slee. Bang om zonder eten te zitten, waren ze niet. Ze hadden immers nog een zak met noten. Die zak bewaarden ze voor noodgevallen onderweg. Zoals vandaag het geval was.


Ineens hoorden ze flarden vioolmuziek. Waar vioolmuziek is, daar zijn kabouters. Geen mens zou in deze vorst buiten een viool spelen. Ze stopten de slee en luisterden waar de muziekklanken vandaan kwamen. Daar bij die bomen zagen ze allemaal gekleurde lichtjes, die waren opgehangen op kabouterhoogte. Het waren dus kabouters. Maar in dit weer met deze vorst muziek? Auke en Gustaf kropen dichterbij. Wat zagen die kabouters er vreemd en kleurrijk uit. Wie waren zij? Wat deden zij hier? De nieuwsgierigheid won het van de terughoudendheid van Auke en Gustaf. Zij liepen naar de kleurrijke kabouters toe.

 


Goedendag, wij zijn Auke en Gustaf. Wat een kleurrijke kleding dragen jullie. Mogen wij vragen wie jullie zijn? Om Auke en Gustaf heen had zich een kring gevormd. Een grote kabouter stapte op hen toe. "ik heet Tagar", zei de kabouter, ik ben de leider van dit volkje, we brengen hier de winter door. Als het weer lente wordt trekken we verder. We zijn zwervers. Geen ene stad wil ons hebben. Vandaag hebben wij een bruiloft en omdat we zover van kabouters en mensen vandaan zijn, dachten wij dat we een feestje konden houden. Kom en drink mee. Er is ook genoeg te eten. Jullie zijn welkom.

 

Zitten gebeurde op kleden die weer op planken lagen. Om de kleden niet vies te maken door de smeltende sneeuwlaag onder de planken. Tagar gebaarde zijn gasten om naast hem te komen zitten. Auke en Gustaf voldeden graag aan dit verzoek. Er was lekker kruidig eten met platbrood. Er werd niet gegeten met mes en vork maar gewoon met de handen. Het platbrood werd gebruikt om kleine hapjes op te scheppen.

 

                                                                                                                                             *26*

 

Ook werd er een heerlijke drank geserveerd. Het feestgedruis was heerlijk om te zien. Auke en Gustaf werden door twee vrouwen gevraagd om mee te dansen. Op een houterige manier dansten ze mee. Maar niemand die hun uitlachte. Tagar zei op een gegeven moment toen ze weer zaten dat hun komst een zegen voor het huwelijk was, immers vreemde gasten op een huwelijk betekende geluk voor het bruidspaar.

 

Tagar gaf een kus op beide wangen van Gustaf en ook op die van Auke als dank. Er werd geproost op de zegen voor het bruidspaar. En er werd geproost op een zegen van het huwelijk van Gustaf. Hij zou spoedig zijn vrouw vinden althans volgens Tagar. Natuurlijk bleven ze slapen met de drank op konden Auke en Gustaf niet verder met de reis. Maar ze moesten echt morgenvroeg verder. Dan ga slapen in die woonwagen. Die staat het verst van het feestgedruis vandaan, wees Tagar hun. En Tagar danste weer als een wervelwind. Tegen de tijd dat het feest was afgelopen en het bruidspaar de nieuwe woonwagen betrok, gingen Auke en Gustaf terug naar hun slee. De drang om naar huis te gaan was te groot voor hen. Maar eerst naar Sloten.

 

Het was een stevige wind die hun naar Sloten voerde over het ijs. Van Tagar hadden ze nog eten en drinken meegekregen voor onderweg. In een zakje had Gustaf wat goudstukken gedaan als cadeau voor het bruidspaar. Voor Tagar waren ook wat goudstukken achtergelaten uit dank voor deze heerlijke dag.


Doordat ze nu maar om de drie uur een tijdje stopten, vloog de dag letterlijk voorbij. Sloten kwam steeds dichterbij. Tegen de avond hadden ze de stad bereikt. De slee lieten ze achter en te voet gingen ze verder. Het was even zoeken waar de beeldhouwer nu weer precies woonde. Was het nou links of rechts bij die vaart of toch een andere vaart. Nee deze vaart waren ze al geweest en die was het niet. En als ze hier nou rechts gaan. Of was het toch weer hier links?

 

                                                                                                                                          *27*

 

Iedereen was al binnen met dit gure weer en die twee kabouter waren maar aan het zoeken. Hier links. Nee hoor, ze liepen in een blokje. De kerktoren bood uitkomst. Auke logeerde wel eens bij hem en dan is de kerktoren links. En ze waren nu links van de kerk. Het was daar bij een groepje seringenbomen want die inspireerde de beeldhouwer zo. Ja hoor daar was de voorkant van het huis. Ze hadden het gevonden. De beeldhouwer stond al in deur te wachten. Had hij soms hun zien aankomen? Nee, joh, je bent hier al drie keer langsgelopen. Maar het maakt niks kom binnen, mannen. En wat brengt jullie hier?

 

Auke vertelde weer van de twee chakra-eitjes. De beeldhouwer bewonderde de chakra-eitjes uitvoerig. Auke stelde ook de vraag of ze hier konden overnachten. Aangezien kabouters elkaar helpen, kon dat. De beeldhouwer zei hem dat er in de werkplaats genoeg plek was om te slapen. De kachel brandde daar zachtjes zodat ze het niet koud hadden. En terwijl ze zo zaten te praten, stak buiten een storm op. De wind huilde om het huis, de sneeuw dwarrelde in het rond. De overnachting in de werkplaats kwam goed uit.

 

De beeldhouwer en twee kabouter maakten de slaapplaatsen in orde. De beeldhouwer had nog een stevige kippensoep gemaakt. Tijdens het eten vroeg de beeldhouwer of ze in IJlst kwamen. Een klant had een stenen beeld van een veer besteld. De beeldhouwer had het beeld af maar zocht nu een manier om het beeld in IJlst te krijgen. Zij hadden toch een slee? De beeldhouwer vertelde verder dat hij een vriend in Sneek had waar ze weer konden overnachten.

 

In Sneek konden Auke en Gustaf proviand in slaan en zo de lange tocht naar Leeuwarden maken. Aangezien de ene dienst de andere waard maakt, stemden de kabouters in. De beeldhouwer haalde een kruikje rum te voorschijn. Auke en Gustaf gingen toch niet morgen al weg. Het weer is er niet naar. Overmorgen is het weer vast meer opgeklaard. De slee hadden ze uit voorzorg goed opgeborgen. Auke vertrouwde de wolken niet en dacht dat er storm aankwam. Hij dankte de hemel voor zijn eksteroog. Die begon altijd te kriebelen bij storm. Ze bleven die avond nog lang op. De rum had de tongen los gemaakt. De avonturen die ze tijdens hun tocht hadden beleefd. Een beetje erg tipsy gingen de mannen slapen. De rum had hun lekker gesmaakt en dat mocht ook wel na alles wat ze hadden meegemaakt.


De volgende dag werden ze wakker toen het al licht was. Maar het waaide nog hard. Voor de
kabouters te hard. En dus bleven ze binnen genietend van de warmte. Gelukkig had de beeldhouwer genoeg eten in huis en hoefde ook de deur niet uit. Omdat ze toch binnen bleven, maakten ze maar een wasdag er van. En terwijl de kleren uit druppelden, gingen Auke en Gustaf in bad. 's Avonds maakten ze samen de maaltijd klaar. De beeldhouwer kon niet kiezen of hij nou wortelen voor Auke moest maken of knolselderij voor Gustaf. Dus maakte hij er maar een stamppot van met spekjes. De drie mannen smulden van de maaltijd. Het had wel wat, om zijn vriend Auke, zo kalm maar toch vrolijk te zien. En die jonge gast van een Gustaf, hij deed normaal en als men beter keek dan gedroeg hij zich zoals een prins een normaal mens neerzette. Ach wat, Gustaf een prins. Zie hem eens de stamppot naar binnen werken, gewoon een man met honger.

 

                                                                                                                                              *28*


Na de maaltijd gingen ze het beeld bekijken. Het was een veer van steen gemaakt. Omdat het een veer was, meende Auke dat het om het element lucht ging. Hij legde uit dat het verstand hier mee bedoelt was.  Het verstand dat begreep of wist. Ook hoort meditatie bij dit element. Het verstand dat raadsels oplost. Ook is dit het element dat dingen terugvindt. Zowel de beeldhouwer als Gustaf vonden de uitleg mooi. Toen pakten ze het beeld in papier en dekens in zodat het mooie beeld niet zou breken. De beeldhouwer gaf op een papiertje het adres aan Auke. Die stak het weg in zijn diepe jaszak. Zij gingen vroeg slapen want morgen was het weer vroeg op.

 

De beeldhouwer was blij dat Auke en Gustaf het beeld bij de klant zouden afgeven. Er was nog
lekkere stamppot overgebleven en die had hij een een bakje gedaan. Nog een heerlijke kruik koffie die als die gedronken werd wel lauw zou zijn. Maar dat deerde niet. Het was in ieder geval beter dan het koude water. De vaart was weer schoon gewaaid door de wind die matig waaide. Gustaf haalde de slee onder de taken vandaan en zette de slee zo neer dat Auke makkelijk alle bagage in de slee kon leggen. Gustaf betaalde de beeldhouwer al voor het beeld zodat het geld niet per post hoefde te worden gestuurd. Natuurlijk gaf hij wat extra's voor de overnachtingen. De mannen omhelsden elkaar zo bevriend waren met elkaar de afgelopen dagen geworden.


Auke en Gustaf namen plaats in de slee en verrichten de normale handelingen. Door de matige wind vlogen ze weer over het ijs. De beeldhouwer zwaaide gedag tegen zijn vrienden, die steeds kleiner werden. Ze waren aan de lange weg naar IJlst begonnen. Onderweg zagen ze enkele mensen, schaatsers die onderweg waren naar Sloten. Op de kabouters lette niemand. Iedereen was bezig met zijn tocht over het ijs. Toch besloten de kabouters de reis voort te zetten via de kleine riviertjes om een eventuele ontdekking te voorkomen. Maar tegen de schemering zochten ze weer de vaart op om sneller vooruit te gaan. Tegen de avond hadden ze een groot meer bereikt.

 

Er was een baan vrij van sneeuw gemaakt door de mensen. De kabouters gebruikte die baan om het meer over te steken. Ze reden de hele nacht door om pas tegen de ochtend te gaan schuilen in het riet. Eenmaal aan land maakten ze een klein vuurtje en er boven warmden ze de stamppot op. Het werd licht toen vuurtje doofde zodat de rook geen ongewenste aandacht trok. Ze trokken het zeil over de slee zodat de warmte van de stormlamp in de slee bleef. Ze vielen is slaap. Zo tegen de middag aten ze wat noten en nuttigden de laatste slok koffie. De tocht ging weer verder. Ze kwamen een dorp tegen maar ze wilden verder. Toen de schemering viel, stopten ze om wat te slapen.

 

                                                                                                                                           *29*

 

De hele nacht voeren ze door. Zo tegen de ochtend waren ze in IJlst. Ze moesten bij een riviertje zijn aan de rechterkant. Ze leverden het beeld af bij de klant die hun betaalde voor het beeld. Ook nodigde de klant hun uit voor een kop koffie. Beleefd maar vastberaden gingen ze met hun slee weer op weg. Vanavond wilden ze Sneek halen.


De hele dag voeren ze door via de kleine zijriviertjes. Aan de horizon was Sneek al zichtbaar. Een uurtje later waren ze in de stad. Nu nog de tweede vaart rechts en ze waren bij de vriend van de beeldhouwer. Het was Gustaf die op de deur klopte. Hij legde uit dat ze van de beeldhouwer kwamen. Dat ze een lange tocht achter de rug hadden en dat dit de laatste stop was voor Leeuwarden. En om maar met de deur in huis te vallen, konden ze overnachten. Ach, als van de beeldhouwer kwamen dan konden ze best hier twee dagen overnachten. "Twee dagen?" vroeg Gustaf verwonderd. Ja, mannen, twee dagen. Morgen barst het los van de Elfstedentocht. Het vriest al weken en het ijs is dik genoeg. Morgen is het een drukte van belang. Zowel de Grote Mensen hebben feest maar ook de kabouters. Overmorgen kunnen jullie pas aan de laatste reis naar huis beginnen. Maar dat is maar goed ook. Jullie hebben veel nodig voor onderweg. "Maar kom nu eerst binnen dan praten we verder, zei de kabouter nuchter, "ik heb die tocht al talloze keren gemaakt".


De kabouters liepen naar binnen en gingen zitten aan een ronde houten tafel. Een echte kaboutertafel. De kabouter stelde zich voor als Wybe. Auke en Gustaf vertelden over hun reis tot nu toe. "Dus de ervaring zit jullie in de vingers", zei Wybe, "Maar geloof me mannen de tocht naar Leeuwarden, gaat in je bloed zitten. Er is onderweg niets, geen herberg, geen boerderij. Ja toch, er zijn enkele boerderijen van Grote Mensen. Er is niets anders dan jullie, de slee en het ijs. Maar ja, gezien dat jullie al een tocht achter jullie hebben, vertrouwen jullie elkaar. Want vertrouwen is echt nodig. De tocht is het makkelijkst te maken via de grote vaart. Je kunt alleen in de schemering en in de nacht reizen zodat niemand jullie kan zien. Ook hebben jullie voor drie dagen proviand nodig. Het weer is koud, het vriest nog steeds en dat zal het de komende dagen ook nog wel doen".


De middag verliep door het vertellen snel. Het werd weer tijd voor het avondeten. Na het avondeten werd het tijd voor een spelletje vond Wybe. De handen werden voor een kaars geplaatst. Waardoor er verschillende figuren verschenen op een muur. Door de handen in verschillende houdingen te plaatsen, krijg je andere figuren. De mannen hadden veel plezier in het spel en moesten vaak lachen. Morgen werd er een lijst gemaakt met alle dingen die ze nodig hadden en gekeken of ze die al hadden of nog moesten kopen.

 

                                                                                                                                             *30*


De Elfstedentocht ging van start. Van heinde en verre kwamen mensen en kabouters kijken naar het evenement. Er waren zoveel toeschouwers dat je over de hoofden kon lopen. Het ijs was mooi en glad. Het weer was droog en zonnig maar overdag vroor het nog steeds.

 

Na het ontbijt van kastanjebrood met ei werd er begonnen aan de lijst. Gelukkig waren er genoeg dekens en zeilen. Wybe raadde aan om vooral onder bruggen te gaan staan. Auke en Gustaf waren het eens met de tip. Ze waren dan enigszins bescherm tegen wind en sneeuw. Waarom proviand voor drie dagen als we nog twee dagen onderweg zijn?" vroeg Auke. "Jullie hebben zoveel proviand nodig voor als jullie een dag niet verder kunnen. Ook eten jullie meer door de kou, de buitenlucht en ook door verveling", antwoordde Wybe. "Hebben jullie schermpjes?", vroeg Wybe. "Die hebben we wel", zei Gustaf maar die zijn niet echt stevig. Als we die nou eens op planken bevestigen door de planken zijn de schermpjes dikker en beschermen ze ons tegen sneeuw en wind bij een rustplaats. Wybe vond een zinken emmer handig om hout in te branden of water in te vervoeren. Of gewoon als zitplek te gebruiken. Of de stormlantaarn kon er op staan zodat de lantaarn niet weg viel in de sneeuw. De zinken emmer kwam op de lijst te staan. Wybe raadde ook een tweede stormlantaarn aan omdat Auke en Gustaf met zijn tweeën waren. En ook nog een haak om de stormlantaarn op te hangen.


Gustaf zette alles op een lijst zodat ze morgen makkelijk de boodschappen konden halen. Ook
verklapte Wybe een eenvoudig maar lekker recept van linzen met ei. Dat leek Auke en Gustaf ook wel lekker. Wybe prees hun dat ze een zak met noten hadden. Dat bederfde niet en was een lekker tussendoortje. Er werden zoveel dingen besproken dat de hoofden van de mannen ervan tolden.

 

Het 's middags namen ze een bad omdat dit voor een aantal dagen het laatste bad zou zijn. Het werd weer tijd voor het avondeten. Auke vertelde Wybe over de maaltijd die ze bij de beeldhouwer hadden gegeten, de stamppot die zo lekker smaakte met spekjes. Wybe vond het een goed idee omdat te maken en hij had alle spullen in huis. Samen schilden ze de knolselderij en de wortelen. Terwijl de groenten kookten, bakten de spekjes. Weldra was het huisje gevuld met een lekkere geur. Bij kaarslicht werd de smakelijke maaltijd verorberd. Ook Wybe genoot van de avondmaaltijd. Zo vaak kreeg hij geen bezoek.  Ze gingen vroeg slapen omdat morgen alles gehaald moest worden. Hoe vroeger men in de winkel kwam, hoe meer er te kiezen was.

 

                                                                                                                                             *31*

 

Alle boodschappen werden alvast in de slee geladen. Er was nog tijd voor een dodze en daarna vertrokken Auke en Gustaf op de lange reis terug naar huis. Ze bedankten Wybe voor zijn adviezen en zijn gastvrijheid. Wybe op zijn beurt vond het leuk dat ze er waren geweest.

 

De lange eenzame tocht naar huis was begonnen. Het sneeuwlandschap lag er prachtig bij en Auke en Gustaf genoten van het panorama. Het ijs gleed onder hen vandaan. Om de twee uur maakten ze een stop om wat te eten of even te lopen voor hun gezondheid. Van lang zitten in de kou, kon je bevroren raken. De vaart die gisteren zo vol met mensen was geweest, was nu leeg. De schemering viel en het was weer eens tijd om te stoppen. Nu was er een langere pauze om wat eten te koken. De linzen met eieren smaakte echt lekker. Vannacht ging de reis door. De sterren straalden helder in de nacht en begeleiden hun op de route. Die nacht hadden ze een vast ritme van reizen en pauze. Het was tegen de schemering van de volgende ochtend dat ze onder een bruggetje stopten. Na wat eten en drinken gingen ze slapen.


Ze sliepen zo vast dat ze niet merkten dat het weer omsloeg. Het begon te sneeuwen en te stormen. Het weer ging te keer. Bomen werden omgewaaid. En er viel ongeveer 10 cm sneeuw. De takken kraakten onder de sneeuwlast. 's Ochtends toen de kabouters wakker werden, werd hun grootste angst werkelijkheid. ze zaten ingesneeuwd. Ze konden niet voor of achteruit, alleen onder brug. Gelukkig hadden ze genoeg eten en door de gevallen sneeuw genoeg water. Ze begonnen maar met het ontbijt. Daarna deden ze verschillende spelletjes om de tijd te doden. Uiteraard deden ze ook het antwoordspel van de chakra's. Gustaf riep "oe", "oo", "oh", "aa", "ee", "aaii" en "ie" en Auke beantwoordde deze met een gek stemmetje. Ondanks de benarde situatie moesten ze er om lachen.


Ook zongen ze het lied De aard', de lucht, het vuur en water. Gustaf had in een winkel een ritmisch ei ontdekt toen ze vanochtend boodschappen waren gaan doen en hij kon het niet laten liggen. Hij rammelde het ei op het ritme.
De aard', de lucht, het vuur en water,
Keer om keer om keer om
Heya, heya, heya, heya
Heyo, heyo, heyo, heyo
Heya, heya, heya, heya
Heyo, heyo, heyo, heyo


Ze waren zo druk bezig met zingen dat ze de voetstappen niet dichterbij hoorde komen. Ze hoorden een Groot Mens zeggen maar wat is dat nou? 4 ogen keken hem verschrikt aan. "Wij zijn Au-au-auke en Gggusstaff", stamelden ze, "Wij zijn kabouters". Het Groot Mens zei dat hij al veel over kabouters had gehoord maar hij er nog nooit een gezien. En nu ziet hij er twee. "Nou weet je wat, ik neem jullie mee tot aan het volgende dorp. Daar woon ik en dan gaan jullie daar verder met de slee. Hij stopte de kabouters in zijn zak en de slee deed hij in zijn rugzak. "Het heeft vannacht gestormd", vertelde Groot Mens en hij liep rond om te kijken of er geen gewonden waren. Gisteren was de Elfstedentocht geweest en hij keek ook of er geen achterblijvers waren.

 

                                                                                                                                        *32* 

 

Hij liep van de vaart af naar zijn paard en wagen. De kabouters zette hij op de bank naast zich en de rugtas zette hij achterop de wagen. Het volgende dorp was 10 kilometer verderop met twee nu wel verbaasde kabouter over de vriendelijkheid van de Groot Mens. Rustig reed Groot Mens de vaart af. Af en toe uitstappend of hij toch niet iets zag. De 10 kilometer gingen traag voorbij maar Auke en Gustaf waren blij dat ze de tocht met Groot Mens zouden overleven. Het landschap zag er anders uit vanaf de hoge plek van de wagen. De rit nam een hele dag in beslag. Tegen de schemering bereikten ze het dorp.

 

Hij zette Auke en Gustaf op de vaart en nam de slee uit de rugzak. Hij zei dat zijn vrouw vast niet zou geloven dat hij kabouters had gezien. Hij nam afscheid van ze en zei "Tot ziens". De man wist niet dat als een mens een of meerdere kabouters hielp dat hij de rest van zijn leven geluk en voorspoed kende. Die avond won hij al een tombola.

 

Eerst een dutje doen, dan wat eten en dan verder met de reis. Zo hoefden nog maar 8 kilometers naar Leeuwarden. Ze duwden de slee onder gras en gingen slapen in de slee. Wat waren ze blij met de tocht in de paard en wagen achteraf gezien.

 

De paard en wagen speelde die nacht een grote rol in hun dromen. Twee uur later stonden ze op. Omdat het donker was staken ze de stormlantaarns aan waardoor hun plek verlicht werd. Ze namen wat kastanjebrood met ham met warme dennenappeltjesthee. Om goed te kunnen reizen draaide Auke een lantaarn tot een vlammetje en hing die tegen de achterwand. De ander hing hij aan de haak die voor in de slee was bevestigd. Met volle maag en het licht van de stormlantaarn gingen ze de nacht in. Nog even en dan waren ze op bekend grondgebied.

 

Zij zoefden door de nacht. Een paar keer hadden ze gestopt om hun lichaam te bewegen. Ze hadden al een aantal kilometers afgelegd toen ze een lichtje zagen bewegen. Wie was dat nou weer in het midden van de nacht? Auke doofde de lantaarn en het lichtje kwam steeds dichterbij. Ze gingen door hopende dat ze niet waren gezien.

 

                                                                                                                                        *33*                                                                                                            


Maar in de slee van Jinte en Tom steeg de spanning. Zij hadden het lichtje gezien van Auke en
Gustaf. Maar waren het ook Auke en Gustaf? Ze reden hun slee naar de overkant van de vaart. En zwaaide uitvoerig met de lantaarn heen en weer. Auke, Gustaf, riepen beiden hard.

 

Het geluid kwam steeds dichterbij. Auke en Gustaf waren verbaasd dat zij hun namen hoorden met wel erg bekende stemmen. Ze lieten het zeil zakken zodat hun slee bijna stil kwam te staan. Jinte en Tom renden uit de slee naar Auke en Gustaf. Wolkom", zei Tom. Wolkom in Leeuwarden en Wolkom thús. De mannen en vrouw vlogen elkaar in de armen van blijdschap. "We zijn jullie  tegemoet gereden om te kijken of alles in orde was". "Alles is goed met ons en met de slee", zei Gustaf, "wat zijn wij blij jullie te zien". Samen dronken ze wat thee. Met zijn vieren reisden ze terug naar huis. Auke zat bij Tom in de wagen en Jinte bij Gustaf. Ze hadden afgesproken niet meer te stoppen maar in een ruk door naar huis.


Gustaf vertelde Jinte dat hij blij was haar te zien. Jinte was ook blij hem te zien. Jinte schrok wel dat hij in het paleis woonde. "Ach", zei Gustaf, thuis is waar het bed staat. Tegen de ochtendschemering waren ze terug bij het paleis. Natuurlijk konden Tom en Jinte overnachten. Kamers genoeg. Gustaf installeerde eerst Tom en Jinte in de logeerkamers en ging toen op zoek naar zijn ouders die nog lagen te slapen. Gustaf klopte op de deur van de slaapkamer. Ja, klonk het slaperig, "wat is er". "Mam, Pap, ik ben thuis zei Gustaf. En meteen zwaaide de deur open. De koning en koningin vlogen Gustaf in de armen.


Het ontbijt was laat die ochtend. Maar Gustaf wilde eerst Jinte spreken. Gustaf was dus een prins en deze prins wilde met Jinte trouwen, althans over een tijdje. Toen Jinte van haar verbazing was bekomen, zei ze "Ja". Na een jaar was de bruiloft er met als gasten alle kabouters die ze onderweg waren tegengekomen. Het werd een groot feest om iedereen weer te zien. En de koning en koningin? Die waren blij dat Gustaf de juiste vrouw had gevonden.

 

It ein
(het einde in het Fries)

 

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb